Behandeling



Aandeel resecties bij chirurgische exploratie alvleesklierkanker toegenomen

Het aantal patiënten met alvleesklierkanker dat een chirurgische exploratie inclusief resectie kreeg, is tussen 2009 en 2013 in Nederland toegenomen. Toch blijkt dat een derde van de patiënten die in deze periode een chirurgische exploratie kreeg uiteindelijk géén alvleesklierresectie onderging. Dat schrijven Lydia van der Geest (IKNL) en collega’s in een publicatie in de British Journal of Surgery. Onder patiënten die geen resectie kregen, bleek de 30-dagensterfte tweemaal zo hoog dan bij patiënten die wel een tumorresectie kregen. Hoewel sprake is van een dalende trend van het aantal patiënten zonder resectie tijdens chirurgische exploratie, is de omvang volgens de onderzoekers nog steeds zorgwekkend. 

lees verder

Pleidooi voor concentratie van zorg voor patiënten met wekedelensarcoom

De behandeling van patiënten met een wekedelensarcoom kan in Nederland worden geoptimaliseerd door deze zorg te concentreren in gespecialiseerde sarcoomcentra. Dit naar analogie van de bestaande centra die gespecialiseerd zijn in bottumoren. Die conclusie trekken Harald Hoekstra (UMC Groningen) en collega’s van NKI-AvL, Erasmus MC, UMC Groningen, LUMC en IKNL in een publicatie in Annals of Surgical Oncology. De verwachting is dat concentratie van deze zorg bijdraagt aan de kwaliteit van pathologische verslaglegging, naleving van richtlijnen en tevens ruimte biedt aan het ontwikkelen en implementeren van nieuwe diagnosetechnieken en behandelstrategieën.

lees verder

Betere overleving uitgezaaide maag- en slokdarmkanker in hoogvolumecentra

Patiënten met gemetastaseerde maag- en slokdarmkanker hebben een betere overleving na palliatieve, systemische therapie in behandelcentra of chirurgische centra met een hoog behandelvolume vergeleken met therapie in centra met een laag volume. Volgens Nadia Haj Mohammad (UMC Utrecht) en collega’s is dat een unieke bevinding, omdat uitsluitend palliatieve chemotherapie, een jongere leeftijd, metastasen in een enkel orgaan en een lage lactaatdehydrogenase hebben bijgedragen aan deze verbeterde overleving. Aanvullend onderzoek moet uitwijzen welke van deze factoren geassocieerd zijn met de betere resultaten van hoogvolumecentra. 

lees verder

Effectiviteit chemotherapieschema’s verschilt bij longpatiënten met LCNEC

Patiënten met grootcellig neuro-endocrien longcarcinoom (LCNEC) die behandeld zijn met het chemotherapieschema NSCLC-t (vooral met de combinatie platinum-gemcitabine) hebben een langere, algemene overleving (mediaan 8,5 maanden) vergeleken met patiënten die behandeld zijn met platinum-pemetrexed (NSCLC-pt) of platinum-etoposide (SCLC-t). Dat blijkt uit het grootste onderzoek tot dusver uitgevoerd door Jules Derks (UMC Maastricht) en collega’s met data van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en het Nederlands Pathologieregister (PALGA). De onderzoekers adviseren de uitkomsten van de studie te laten bevestigen, bij voorkeur in een gerandomiseerde trial met patiënten met gevalideerd LCNEC. 

lees verder

Intensievere follow-up borstkanker na eerder recidief lijkt niet (kosten)effectief

Hoewel het risico op een later recidief hoog is bij patiënten met stadium I-III invasieve borstkanker, is de absolute incidentie van recidieven laag. Dat concluderen Yvonne Geurts (IKNL) en Annemieke Witteveen (IKNL/Universiteit Twente) en collega’s met behulp van data van de NKR in Breast Cancer Research and Treatment. Volgens de onderzoekers zou een intensievere follow-up om latere recidieven vroegtijdig te detecteren waarschijnlijk niet (kosten)effectief zijn, omdat bijna de helft van de tweede recidieven al in het eerste jaar na een eerder recidief wordt gedetecteerd waarin al meerdere nazorgbezoeken plaatsvinden. En in meer dan 80% van de gevallen gaat het om een metastase, waarbij vroege ontdekking niet leidt tot een betere overleving.

lees verder

Aantal mastectomieën significant lager na borst-MRI ductale tumoren

Het aantal mastectomieën is significant lager, wanneer patiënten met borstkanker voorafgaand aan of tijdens neoadjuvante chemotherapie een borst-MRI krijgen. Dit geldt met name voor patiënten met een grote invasieve ductale tumor, zo blijkt uit onderzoek van Ingeborg Vriens (Maastricht UMC) en collega’s met data van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Om die reden wordt een borst-MRI in het bijzonder aanbevolen aan patiënten met een ductaal mammacarcinoom die de voorkeur geven aan een borstsparende operatie. Deze studie toont tevens aan dat een borst-MRI geen toegevoegde waarde lijkt te hebben voor patiënten met een invasief lobulair mammacarcinoom om de mogelijkheden voor een borstsparende operatie te vergroten.

lees verder

Ruimte voor verbetering adjuvante therapie bij hoog-risico baarmoederkanker

De naleving van richtlijnen voor het geven van adjuvante therapie aan patiënten met baarmoederkanker met een laag tot gemiddeld risico is uitstekend in Nederland. Dat blijkt uit een studie van Florine Eggink (UMC Groningen) en collega’s. Bij patiënten met hoog-risico baarmoederkanker is er echter ruimte voor verbetering. Volgens de onderzoekers is er nader onderzoek nodig om beter inzicht te krijgen in de achterliggende oorzaken van het niet naleven van richtlijnen. Mede vanwege het huidige accent op gedeelde besluitvorming.

lees verder

Organisatie ziekenhuis beïnvloedt kans op borstreconstructie na mastectomie

De kans dat vrouwen een directe borstreconstructie krijgen, neemt toe naarmate er meer plastisch chirurgen in een ziekenhuis werken. Ook deelname van een plastisch chirurg aan het multidisciplinair overleg heeft een positief effect op het aantal uitgevoerde directe borstreconstructies. Dat blijkt uit onderzoek van Kay Schreuder (IKNL) en collega’s. Opvallend is dat het aantal borstkankerchirurgen in een ziekenhuis géén invloed heeft op het aantal borstreconstructies. Dit komt volgens de onderzoekers doordat in Nederland, anders dan in andere landen, borstreconstructies uitsluitend worden uitgevoerd door plastisch chirurgen.

lees verder