Kankerdiagnoses
In de Kankeratlas wordt per 3-cijferig postcodegebied getoond of het aantal kankerdiagnoses in dat gebied hoger dan, gelijk aan of lager is dan wordt verwacht op basis van het Nederlands gemiddelde. Daarbij is rekening gehouden met bevolkingsgrootte, leeftijd en geslacht. Voor alle resultaten in de Kankeratlas geldt dat het gaat om resultaten die weergeven of het aantal kankerdiagnoses onder alle mensen uit een 3-cijferig postcodegebied hoger of lager was dan wordt verwacht op basis van het Nederlands gemiddelde. Uit de Kankeratlas valt daarom geen individueel risico voor een kankersoort te herleiden. In elk 3-cijferig postcodegebied wonen verschillende mensen, met verschillende eigenschappen, leefstijlen en gewoontes. Als er in de Kankeratlas getoond wordt dat het aantal kankerdiagnoses in een gebied hoger is dan wordt verwacht, betekent dit dat er over het algemeen meer mensen wonen die deze vorm van kanker hebben gekregen. Het betekent niet dat het risico op kanker voor elk individu in dat gebied verhoogd is. Het individuele risico zal per persoon verschillen.
Bevolkingsgrootte
In de Nederlandse Kankeratlas is de geografische variatie in het aantal nieuwe diagnoses over de periode 2011-2020 geanalyseerd. Omdat in sommige gebieden relatief veel en in andere gebieden weinig mensen wonen, is het simpelweg vergelijken van de absolute aantallen kankerdiagnoses tussen verschillende gebieden niet informatief. Verschillen die bij zo’n vergelijking zichtbaar zouden worden op de kaart komen dan namelijk vooral door verschillen in de bevolkingsgrootte van de gebieden. Om die reden is er bij de analyses rekening gehouden met de bevolkingsgrootte van de verschillende gebieden en zijn de cijfers gestandaardiseerd voor bevolkingsgrootte. Dat betekent dat de verschillen in het aantal kankerdiagnoses tussen gebieden in de atlas niet komen door verschillen in de bevolkingsgrootte van de gebieden.
Ter informatie is in het venster met statistieken het ‘gemiddeld aantal nieuwe diagnoses per jaar’ voor heel Nederland over de periode 2011 t/m 2020 weergegeven. Naast het absolute aantal nieuwe diagnoses per jaar wordt ook het aantal nieuwe diagnoses per 100.000 personen per jaar weergegeven. Dat is het zogenaamde incidentiecijfer (incidence rate in het Engels). Deze laatste maat houdt ook rekening met de bevolkingsgrootte.
Leeftijd
Kanker komt het meest voor bij oudere mensen. Als in een gebied relatief meer oude mensen wonen dan in een ander gebied, is het misleidend om simpelweg de incidentie (absolute aantal kankerdiagnoses) of het incidentiecijfer (aantal kankerdiagnoses per 100.000 personen) tussen deze gebieden te vergelijken. De verschillen in kankerdiagnoses tussen deze gebieden worden dan namelijk voor een groot deel veroorzaakt door een verschil in de leeftijdsverdeling van de mensen die er wonen. In de statistische analyses is rekening gehouden met verschillen in leeftijdsverdeling door de leeftijd ten tijde van de kankerdiagnose mee te nemen in de modellering. Verschillen tussen gebieden in de uiteindelijke atlas komen daardoor niet door verschillen in de leeftijdsverdeling tussen deze gebieden.
Uitkomstmaat
Voor elk gebied in de Nederlandse Kankeratlas is per kankersoort de gestandaardiseerde incidentie ratio (SIR) geschat met behulp van Bayesiaanse statistische modellen. De SIR is de ratio van het waargenomen aantal kankerdiagnoses en het verwachte aantal kankerdiagnoses.
Het waargenomen aantal kankerdiagnoses is simpelweg het aantal kankerdiagnoses dat in een specifiek gebied is gesteld in de onderzochte periode.
Het verwachte aantal kankerdiagnoses is het aantal diagnoses dat je verwacht in een gebied (in de onderzochte periode) als het risico op kanker overal in Nederland gelijk zou zijn. Hierbij moeten we rekening houden met het aantal mensen dat in een gebied woont en hoe oud ze zijn. In een dichtbevolkt gebied komt namelijk meer kanker voor dan in een dunbevolkt gebied, net als dat in een gebied met relatief meer ouderen meer kanker voor zal komen dan in een gebied met meer jongeren. Deze effecten van verschillen in leeftijd en populatiegrootte moeten niet meer zichtbaar zijn in de uiteindelijke atlas.
Daarvoor wordt eerst berekend hoeveel kankerdiagnoses er gemiddeld worden gesteld in Nederland per leeftijdscategorie en per persoon (of per 100.000 personen). Dat noemen we het zogenaamde leeftijdsspecifieke incidentiecijfer. Als het risico in Nederland overal gelijk is, verwachten we dat het leeftijdsspecifieke incidentiecijfer in ieder gebied (ongeveer) hetzelfde is. Als we weten hoeveel mensen van welke leeftijd er in een gebied wonen, kunnen we terugrekenen hoeveel kankerdiagnoses we verwachten in dat gebied als de leeftijdsspecifieke incidentiecijfers in dat gebied gelijk zijn aan die van Nederland. We vermenigvuldigen daarvoor per leeftijdscategorie het Nederlandse leeftijdsspecifieke incidentiecijfer met het aantal mensen dat in het gebied woont. Door vervolgens het aantal verwachte kankerdiagnoses per leeftijdscategorie op te tellen krijgen we het totale absolute aantal verwachte kankerdiagnoses in dat gebied.
Door het waargenomen aantal kankerdiagnoses te delen door het verwachte aantal kankerdiagnoses krijgen we de SIR. Als in een gebied bijvoorbeeld 25 kankergevallen zijn vastgesteld, maar we verwachten er op basis van de populatiegrootte en leeftijdsverdeling van het gebied 20 dan is de SIR = 25/20 = 1.25. We zeggen dan dat het aantal kankerdiagnoses (incidentie) 25% hoger is dan verwacht op basis van het Nederlands gemiddelde.
Echter, voor de atlas is de berekening wat ingewikkelder en wordt de SIR geschat. Naast het waargenomen en verwachte aantal kankergevallen in een specifieke gebied, wordt daarvoor ook informatie meegenomen van aangrenzende gebieden. Dat heet ‘smoothing’. Meer uitleg over de statistische modellering en ‘smoothing’ vind je hier.
Wat betekenen de kleuren?
De kleuren in de Nederlandse Kankeratlas geven aan of het aantal diagnoses in een gebied lager is dan (blauw), gelijk aan (geel) of hoger dan (rood) het Nederlandse gemiddelde. Hoe hoger (of lager) de gestandaardiseerde incidentieratio (SIR), hoe donkerder de kleur. Maar de kleur wordt ook beïnvloed door de mate van zekerheid van de SIR. Zo kan het aantal diagnoses bijvoorbeeld 15% hoger of lager zijn dan het Nederlandse gemiddelde, terwijl het gebied nog steeds geel gekleurd is. Dit gebeurt met opzet. Als de geschatte SIR 15% is, maar tegelijkertijd de waarschijnlijkheid dat deze schatting werkelijk verschilt van het Nederlandse gemiddelde laag is, zal het gebied geel worden gekleurd. Een meer gedetailleerde uitleg van zekerheid en kleurgebruik is hier te vinden.
Belangrijk om op te merken is dat een blauw gebied niet per se een lager absoluut aantal kankerdiagnoses heeft dan een rood gebied. Ook betekent een blauw gebied niet per se dat kanker zeldzaam is in dat specifieke gebied. Het blauwe gebied betekent eenvoudigweg dat het een lager aantal diagnoses heeft dan verwacht op basis van de bevolkingsgrootte, leeftijds- en geslachtsverdeling in het gebied en de gemiddelde leeftijdsspecifieke incidentiecijfers van Nederland. Op dezelfde manier zijn er in een rood gebied een hoger aantal diagnoses dan verwacht, maar kan het absolute aantal kankerdiagnoses nog steeds laag zijn.
Ter illustratie: in een blauw gebied kan het waargenomen aantal diagnoses bijvoorbeeld 50 zijn, terwijl we op basis van de bevolkingsgrootte, leeftijds- en geslachtsverdeling 60 gevallen zouden verwachten. De SIR in dat gebied zou dan (50/60=) 0,83 zijn. Een rood gebied kan 30 waargenomen diagnoses hebben, terwijl het verwachte aantal 20 zou kunnen zijn. De SIR in dat gebied zou dan (30/20=) 1,50 zijn. Dus in zo'n geval is het absolute aantal diagnoses in het rode gebied lager dan het absolute aantal diagnoses in het blauwe gebied.
Dit betekent ook dat de schattingen van het ene gebied niet direct vergeleken kunnen worden met de schattingen van een ander gebied. Ze hebben alleen betekenis in vergelijking met het Nederlandse gemiddelde. Het is belangrijk om te beseffen dat de geschatte SIR van een gebied het gemiddelde risico op kanker voor het hele gebied weergeeft en geen informatie geeft over individuele risico's op kanker.