Inconsistenties in richtlijnen leiden tot variatie in behandeling prostaatkanker
Variaties in de primaire behandeling van patiënten met prostaatkanker zijn deels toe te schrijven aan uiteenlopende risicostratificaties en inconsistente aanbevelingen in nationale en internationale richtlijnen. Dat concludeert een groep onderzoekers, urologen en radiotherapeuten uit Nederland en Finland. Ze vonden onder meer verschillen in het beleid ten aanzien van het actief volgen van patiënten en inzet van brachytherapie en externe radiotherapie. Wat betreft radicale prostatectomie en hormonale therapie zijn de (inter)nationale richtlijnen wel grotendeels consistent. Omdat leeftijd en levensverwachting een grote rol spelen bij de behandelkeuze verdienen deze volgens de onderzoekers een prominentere plaats in klinische richtlijnen.
lees verderIncidentie, resultaten en prognose van 25 jaar behandeling chondrosarcomen
De incidentie van het chondrosarcoom is tussen 1989 en 2013 toegenomen van 2,9 naar 8,8 per één miljoen inwoners. Dat blijkt uit onderzoek van Veroniek van Praag (LUMC) en collega’s met gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie. Er is vooral een toename in laaggradige tumoren, mogelijk door de introductie van nieuwe, beeldvormende technieken en vergrijzing van de bevolking. Synchroon met de gestegen incidentie nam het aantal curettages toe, maar het veronderstelde preventieve effect van deze behandeling op het aandeel hooggradige tumoren bleef achterwege. Aanvullend onderzoek blijft nodig naar de bijwerkingen en potentiële voordelen van curettages.
lees verderTot 12 weken wachten op chemotherapie na maagkankeroperatie niet nadelig
Wanneer patiënten met potentieel curabele maagkanker, die een gastrectomie hebben gekregen, binnen twaalf weken na de operatie starten met postoperatieve chemotherapie, dan heeft dat géén nadelig effect op hun algehele overleving. Dat concluderen Hylke Brenkman (UMC Utrecht) en collega’s op basis van een studie met patiëntengegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie over de periode 2010-2014. Dit betekent volgens de onderzoekers dat de wachttijd tussen operatie en aanvang van de postoperatieve chemotherapie veilig kan worden gebruikt om deze patiënten te laten herstellen en de condities te optimaliseren voordat met de postoperatieve behandeling wordt gestart.
lees verderStudie naar verband locatie PDAC en tumorstadium, behandeling en overleving
Ductaal adenocarcinomen in de pancreas zijn vaak groter wanneer deze tumoren in het lichaam of de staart van de pancreas zijn gelokaliseerd. Ook zijn deze carcinomen vaker gemetastaseerd en minder vaak resectabel vergeleken met tumoren in de kop van de pancreas. Dat blijkt uit onderzoek van Felice van Erning en collega’s met data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De overleving na resectie van PDAC is vergelijkbaar tussen alle drie de lokalisaties, terwijl de overleving van patiënten met gemetastaseerde ziekte iets lager is bij een PDAC in het lichaam of de staart van de pancreas.
lees verderEffect neo-adjuvante chemotherapie groter in cT3-4a dan in cT2 blaaskanker
Patiënten met stadium cT3-4aN0M0 blaaskanker die neo-adjuvante chemotherapie en een radicale cystectomie kregen, hebben een betere algehele overleving dan patiënten die uitsluitend zijn behandeld met radicale cystectomie. Bij patiënten met cT2N0M0 blaaskanker werd geen overlevingsvoordeel gevonden. Dat blijkt uit onderzoek van Tom Hermans (NKI-AvL) en collega’s met gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie. Verder suggereren de onderzoekers op basis van de uitkomsten van deze studie dat meer maatwerk nodig is bij het gebruik van peri-operatieve chemotherapie waarbij toepassing van neo-adjuvante chemotherapie bij patiënten met cT3-4aN0M0 blaaskanker sterk aanbevolen wordt.
lees verderOudere patiënten met prostaatkanker krijgen minder vaak curatieve behandeling
Oudere patiënten met prostaatkanker hebben aanzienlijk minder kans om een ‘behandeling met curatieve intentie’ te krijgen, zoals radicale prostatectomie of radiotherapie. Dit hangt deels samen met het feit dat deze ouderen vaker gediagnosticeerd worden met een ongunstiger ziektebeeld. Maar ook na correctie voor specifieke ziektekenmerken, risicoprofiel en comorbiditeiten is de kans kleiner dat ouderen met prostaatkanker een behandeling met curatieve intentie krijgen vergeleken met jongere patiënten. Mede daardoor is de relatieve overleving van deze ouderen lager dan van jongere patiënten met prostaatkanker, blijkt uit onderzoek van Robin Vernooij (IKNL) en collega’s.
lees verderGrote variatie tussen ziekenhuizen in aandeel patiënten stadium IV longkanker
Het aandeel patiënten met longkanker met afstandsmetastasen verschilt sterk tussen algemene ziekenhuizen in Nederland. Waar in het ene ziekenhuis tot wel 62% van de patiënten wordt gediagnosticeerd met stadium IV longkanker; is dit in een ander ziekenhuis ‘slechts’ 39%. Het stadium van de ziekte is bepalend voor de behandeling en prognose van deze patiënten. Een jaar na diagnose is nog maar 22% van de patiënten met stadium IV longkanker nog in leven en na vijf jaar is dat gedaald naar 3%. Dat blijkt uit cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR), waarin alle patiënten zijn opgenomen die in ons land zijn gediagnosticeerd met kanker.
lees verderStudie naar psychosociale gevolgen van het onvermogen tot eten bij kanker
Patiënten met longkanker kunnen vaak niet voldoende eten, wat kan leiden tot onbedoeld gewichtsverlies. De psychosociale gevolgen van moeilijker kunnen eten en gewichtsverlies zijn binnen de oncologische zorg tot dusver een onderbelicht thema. Het project “Hij moet toch eten?” heeft als doel meer inzicht in deze psychosociale gevolgen te krijgen om zo tools te ontwikkelen om de psychosociale last van het onvermogen tot eten sneller te kunnen signaleren en bespreekbaar te maken.
lees verder