Invloed adjuvante systemische therapieën op risico contralaterale borstkanker

Endocriene therapie, chemotherapie, en trastuzumab in combinatie met chemotherapie verlagen het risico op het ontwikkelen van contralaterale borstkanker. Echter, elke vorm van adjuvante systemische therapie blijkt een andere impact te hebben op de verdeling van het subtype van de contralaterale borstkanker. Die conclusie staat te lezen in een publicatie van Iris Kramer (NKI) en collega’s in de Journal of the National Cancer Institute (Oxford University Press). De grootste risicoreductie werd waargenomen bij taxaanbevattende chemotherapie en bij aromataseremmers. De uitkomsten van deze studie leveren (nog) geen duidelijke indicatie om de huidige richtlijnen voor adjuvante, systemische therapie te herzien.

Een toenemend aantal overlevenden van borstkanker loopt het risico om contralaterale borstkanker te ontwikkelen. In deze population-based studie is de invloed onderzocht van verschillende, adjuvante systemische behandelingen en het subtype-specifieke risico op het krijgen van contralaterale borstkanker.

Koppeling NKR en PALGA

 

Het studiecohort bestond uit vrouwen die tussen 2003 – 2010 voor het eerst gediagnosticeerd zijn met invasieve borstkanker. De follow-up van deze patiënten was volledig tot 2016. Klinisch-pathologische gegevens werden verkregen uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR-cijfers) en aanvullende gegevens over de receptorstatus uit het Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA). De cumulatieve incidenties (overlijden en metastasen op afstand als concurrerend risico) en risicoratio’s werden geschat voor alle invasieve, metachrone contralaterale borstkankers en subtypen van contralaterale borstkanker.

Resultaten

Van alle patiënten met borstkanker (n= 83.144) ontwikkelden 2.816 vrouwen een contralaterale borstkanker. De cumulatieve 10-jaarsincidentie was 3,8%. Samenhangend met een verlaagd risico op het ontwikkelen van contralaterale borstkanker waren het gebruik van adjuvante chemotherapie (risico 0,70), endocriene therapie (risico 0,46) en trastuzumab met chemotherapie (risico 0,57). In het bijzonder hingen het verstrekken van taxaanbevattende chemotherapie (risico 0,48) en aromataseremmers (risico 0,32) samen met een grote risicoreductie op het ontwikkelen van contralaterale borstkanker.

Meer gedetailleerde analyses toonden aan dat endocriene therapie alleen het risico op het ontwikkelen van oestrogeenreceptorpositieve (ER-positieve) contralaterale borstkanker statistisch significant verlaagde (risico 0,41), maar dat dit niet het geval was voor ER-negatieve contralaterale borstkanker (risico 1,32) vergeleken met patiënten die geen endocriene therapie kregen. Patiënten die chemotherapie kregen bij eerste diagnose van ER-negatieve borstkanker, hadden een hoger risico op het ontwikkelen van ER-negatieve contralaterale borstkanker na een follow-up van 5 jaar (risico 2,84) in vergelijking met patiënten die géén chemotherapie kregen bij eerste diagnose van borstkanker.

Conclusies en aanbevelingen

Iris Kramer en collega’s concluderen dat endocriene therapie, chemotherapie en trastuzumab gecombineerd met chemotherapie het risico op het ontwikkelen van contralaterale borstkanker verlagen. Echter, elke vorm van adjuvante systemische therapie had een andere impact op de verdeling van het subtype van de contralaterale borstkanker. De grootste risicoreductie van contralaterale borstkanker werd waargenomen bij taxaanbevattende chemotherapie en bij aromataseremmers.

De onderzoekers hebben geen biologische verklaring voor de verschillende effecten van taxanen versus anthracyclines. De bevindingen in deze studie zijn wel in lijn met de uitkomsten van gerandomiseerde trials, waarin een verbetering van de ziektevrije overleving bij taxanen is gevonden. Het beschermende effect van taxaanbevattende chemotherapie leek af te nemen wanneer het werd verstrekt in combinatie met anthracyclines. Dit kan er op wijzen dat het verhogende effect van anthracyclinen wordt tegengegaan door taxanen. Verder onderzoek is nodig om de definitieve rol van anthracyclinen vast te stellen bij secundaire contralaterale borstkanker.

Geen herziening richtlijn

In de nabeschouwing wijzen de onderzoekers op een aantal beperkingen, zoals de observationele opzet van deze studie, waardoor verschillen aanwezig kunnen zijn tussen patiënten die wel of geen adjuvante chemotherapie kregen. Hoewel voor allerlei karakteristieken is gecorrigeerd, kan sprake zijn van enige niet-gemeten verstorende invloeden. De uitkomsten van deze studie leveren (nog) geen duidelijke indicatie om de huidige richtlijnen voor adjuvante, systemische therapie te herzien. Aanvullend onderzoek is nodig om echte, primaire contralaterale borstkankers te onderscheiden van metastasen om verdere personalisering van de preventie van contralaterale borstkanker en behandelkeuzes mogelijk te maken.

Gerelateerd nieuws

Proefschrift Kelly de Ligt: Borstkankerzorg beter afstemmen op behoeften patiënt

Er bestaat in Nederland aanzienlijke variatie tussen ziekenhuizen als het gaat om de behandeling voor patiënten met borstkanker. Voorbeelden zijn verschillen in timing van chemotherapie (voor of na de operatie) en variatie in het bespreken van de mogelijkheid van een (directe) borstreconstructie. Deze variatie is niet geheel te verklaren door ziektekenmerken. Kelly de Ligt (IKNL, Universiteit Twente) onderzocht voor haar proefschrift of deze variatie het gevolg is van individuele voorkeuren van de patiënt of aanwijzingen bevat voor verbetering van de kwaliteit van zorg? Met name de informatievoorziening en gedeelde besluitvorming is vatbaar voor verbetering om de borstkankerzorg beter aan te laten sluiten op de persoonlijke wensen en behoeften van patiënten.

lees verder