Betere overleving van hooggradige, diepgelegen wekedelensarcomen na chirurgie hoog-volume-centra

Patiënten met wekedelensarcomen die behandeld zijn in ziekenhuizen met een hoog chirurgisch behandelvolume blijken, als het gaat om hooggradige en diepgelegen tumoren, een betere 10-jaarsoverleving te hebben vergeleken met patiënten die behandeld zijn in ziekenhuizen met een laag of gemiddeld volume. Dat concluderen Melissa Vos (Erasmus MC) en collega’s in een studie in de European Journal of Cancer. De onderzoekers pleiten daarom voor centralisatie van deze zorg in multidisciplinaire expertisecentra en het opstellen van striktere verwijzingsrichtlijnen voor patiënten op verdenking van of met een bevestigd wekedelensarcoom.

Het diagnosticeren en behandelen van wekedelensarcomen (STS) blijft een uitdaging die vraagt om centralisatie van zorg. In deze landelijke studie is centralisatie van STS-chirurgie geëvalueerd en het effect daarvan op de overleving voor patiënten met deze maligniteit.

Opzet

De onderzoekers selecteerden alle patiënten in de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) die van 2006 tot 2015 een chirurgische behandeling kregen voor primaire STS. De wekedelensarcomen zijn ingedeeld in laaggradige wekedelensarcomen en niet-laaggradige wekedelensarcomen (verder hooggradig genoemd). 

Ziekenhuizen waar STS-chirurgie plaatsvond, werden ingedeeld in drie categorieën: laag volume (1-9 resecties per jaar), middelgrote volumes (10-19 resecties) of grote volumes (≥ 20 resecties). De verschillen in tumorkarakteristieken en uitkomsten van behandeling werden berekend. Ook werd een multivariabele regressieanalyse uitgevoerd om te corrigeren voor de case-mix.

Resultaten

Van de 5.282 geïdentificeerde patiënten kreeg 42% een behandeling in een ziekenhuis met een laag volume, 7,7% in een middelgroot ziekenhuis en 51% in een ziekenhuis met een hoog behandelvolume. Er was een significante trend in de tijd zichtbaar naar behandeling in een hoog-volume-ziekenhuis. In deze ziekenhuizen werden vaker patiënten met hooggradige, grote en diepgewortelde tumoren behandeld dan in laag-volume-ziekenhuizen.

De onderzoekers zagen voor de groep als geheel geen overlevingsvoordeel bij patiënten die behandeld werden in hoog-volume-ziekenhuizen (netto 10-jaarsoverleving 68%) versus 76% in ziekenhuizen met een laag volume en 68% met een gemiddeld volume. Bij de hoog-volume-ziekenhuizen is de overleving logischerwijs lager omdat hier meer patiënten met hooggradige en diepgelegen sarcomen worden behandeld. 

Echter, analyse van subgroepen patiënten met hooggradige en diepgelegen tumoren liet een voordeel zien voor behandeling in ziekenhuizen met hoog volume. In deze ziekenhuizen lag de 10-jaarsoverleving op 54% versus 49% bij ziekenhuizen met een laag volume en 42% met een gemiddeld volume. Het verschil in overleving tussen hoog volume en laag volume ziekenhuizen was significant (relative risk 1.3, 95% CI 1.02-1.6, p=0.03).

Conclusie en aanbevelingen

Melissa Vos en collega’s concluderen dat centralisatie van STS-chirurgie het afgelopen decennium is toegenomen, hoewel er nog steeds grote verschillen voorkomen binnen Nederland. Chirurgie in ziekenhuizen met een hoog behandelvolume had een positief effect op de overleving van patiënten met hooggradige en diepgelegen tumoren. Gelet op het lagere aantal potentiële 'whoops'-resecties en heroperaties, draagt behandeling in hoog-volume-ziekenhuizen waarschijnlijk ook bij aan vermindering van het aantal post-operatie morbiditeiten.

Om deze reden pleiten de onderzoekers voor enerzijds centralisatie van de zorg van patiënten met wekedelensarcomen in speciale, multidisciplinaire expertisecentra en anderzijds voor meer strikte verwijzingsrichtlijnen, waarin staat dat alle patiënten met verdachte of bevestigde STS op zijn minst besproken dienen te worden in een expertisecentrum. Verder dienen patiënten die op basis van beeldvorming verdacht worden van een hooggradige of diepgelegen STS doorverwezen te worden naar een hoog-volume-ziekenhuis voor een beeldvormende biopsie voorafgaand aan de start van de behandeling.