Cijfers longkanker
De Nederlandse Kankerregistratie (NKR) legt diverse gegevens vast over de diagnostiek en behandeling van alle patiënten met kanker in Nederland. De NKR is sinds 1989 landelijk dekkend.
Informatie voor patiënten en naasten over longkanker vindt u op kanker.nl.
Incidentie longkanker
Jaarlijks krijgen ruim 14.500 mensen in Nederland de diagnose longkanker. Het is daarmee de derde meest voorkomende vorm van kanker.
Ruim 14.500 mensen krijgen in Nederland jaarlijks de diagnose longkanker. Het is zowel bij mannen als vrouwen de derde meest voorkomende vorm van kanker. Niet-kleincellig longkanker omvat 69% van de tumoren, kleincellig longkanker 12% van de tumoren. De restgroep bestaat vooral uit tumoren zonder weefseldiagnose. Dit betreft meestal patienten met stadium I die behandeld worden met radiotherapie maar bevat ook patienten met stadium IV die alleen best supportive care krijgen. In het jaar 2020 was er een kleine dip in de incidentie als gevolg van de Covid-pandemie.
De incidentie van longkanker is gerelateerd aan het rookgedrag 20-30 jaar geleden. Binnen Nederland varieert de incidentie sterk naar regio. In de Nederlandse Kankeratlas is een overzicht te zien van de incidentie naar geslacht en woonplaats.
Eind 2022 verscheen een rapport over ‘Trends & prognoses tot en met 2032’. Daarin wordt voorspeld dat de incidentie bij vrouwen zal toenemen tot 8526 diagnoses per jaar en bij mannen tot 8145.
Relevante publicaties:
- Longkanker in Nederland
- Lung Cancer in the Netherlands
- Trends in klinische epidemiologie van kleincellig longcarcinoom
Stadiumverdeling
De stadiumverdeling is in de praktijk afhankelijk van het subtype longkanker. De helft (48%) van de patiënten met een niet-kleincellig longcarcinoom werd gediagnosticeerd met stadium IV. Bijna driekwart (71%) van de patiënten met een kleincellig longcarcinoom werd gediagnosticeerd met stadium IV.
Jongere leeftijd is een ongunstige factor. Patiënten in de leeftijdsgroep 18-64 jaar werden vaker gediagnosticeerd met stadium IV (56%) dan patiënten van 65 jaar en ouder (48%).
Karakteristieken Stadium IV
Lokalisatie metastasen
Bij stadium IV is er sprake van metastasen op afstand. Bij het niet-kleincellig longcarcinoom is de meest voorkomende lokalisatie bot (41%), gevolgd door long (29%) en pleura (84%). Bij het kleincellig longcarcinoom is de lever (45%) de meest voorkomende lokalisatie.
Relevante publicaties:
Combinaties van metastase lokalisaties zijn mogelijk. Het aandeel patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom met een metastase in 1 orgaan was 46%, met metastasen in 2 organen 27%, met metastasen in 3 organen 15% en metastasen in 4 organen 13%. Bij kleincellig longcarcinoom is er vaker uitbreiding naar meerdere organen. Er wordt geen informatie vastgelegd over het aantal metastasen binnen één orgaan.
Mutaties
Bij stadium IV niet-kleincellig carcinoom type adenocarcinoom werd er in 90.4% van de gevallen getest op moleculaire alteraties. De meest voorkomende mutaties waren KRAS (37.9%), EGFR (10.5%) en BRAF (4.1%). In 31.9% van de gevallen werd geen mutatie gevonden.
Relevante publicaties:
- A nationwide study on the impact of routine testing for EGFR mutations in advanced NSCLC reveals distinct survival patterns based on EGFR mutation subclasses
- National variation in molecular diagnostics in metastatic lung cancer
- Mutation-tailored treatment selection in non-small cell lung cancer patients in daily clinical practice
Definities
- Algemene uitleg NKR cijfers
- Stadium gebaseerd op TNM editie 8. Bij de stadiumverdeling wordt stadium onbekend buiten beschouwing gelaten.
- Klinische diagnoses zonder PA-bevestiging werden meegeteld als Longkanker, overig of NSCLC
- ECOG performance status betreft de toestand voor start van de behandeling en was in een deel van de gevallen onbekend
Overleving longkanker
De vijfjaars-overleving is de afgelopen decennia verdubbeld van 12% in 1995-2004 naar 25% in 2015-2021. Binnen de datatool NKR cijfers kan men zelf analyses naar leeftijd, geslacht en stadium uitvoeren. Bij relatieve overleving wordt overlijden aan andere doodsoorzaken buiten beschouwing gelaten.
NSCLC I-III
Stadium I
De vijfjaarsoverleving is bij stadium I duidelijk beter dan bij hogere stadia. Na chirurgische behandeling is de vijfjaarsoverleving 71% versus 41% na radiotherapie. Dit verschil in overleving wordt deels verklaard door verschillen in patiëntkarakteristieken.
Relevante publicaties:
- Centralization of lung cancer surgery in the Netherlands: differences in care and survival of patients with stage I non-small cell lung cancer between hospitals with and without in-house lung cancer surgery.
- The role of surgery for stage I non-small cell lung cancer in octogenarians in the era of stereotactic body radiotherapy in the Netherlands.
- Video-assisted thoracic lobectomy versus stereotactic body radiotherapy for stage I nonsmall cell lung cancer in elderly patients: a propensity matched comparative analysis.
Stadium II
De standaardbehandeling bij stadium II is chirurgie, eventueel gevolgd door adjuvante chemotherapie. De algemene vijfjaarsoverleving is 58%, maar die varieert van 66% voor de leeftijdsgroep 18-64 jaar tot 40% voor patiënten van 75 jaar en ouder.
Relevante publicaties:
- Adjuvant Treatment Following Irradical Resection of Stage I-III Non-small Cell Lung Cancer: A Population-based Study
- Population-based patterns of treatment and survival for patients with stage I and II non-small cell lung cancer aged 65-74 years and 75 years or older
Stadium III
De standaardbehandeling bij stadium III is chemoradiotherapie. De vijfjaarsoverleving is tegenwoordig 30% maar aanzienlijk lager bij patiënten met een slechte performance score. In 2018 werd nabehandeling met immunotherapie geïntroduceerd, op het eerste gezicht met goede resultaten. De driejaarsoverleving verbeterde aanzienlijk van 40% in 2015-2017 naar 48% in 2018-2019.
Relevante publicaties:
- Adjuvant Treatment Following Irradical Resection of Stage I-III Non-small Cell Lung Cancer: A Population-based Study
- Trends in mediastinal nodal staging and its impact on unforeseen N2 and survival in lung cancer
- Patterns of treatment and survival among older patients with stage III non-small cell lung cancer
NSCLC IV
De behandeling van stadium IV is de afgelopen jaren sterk gewijzigd dankzij de introductie van immunotherapie in 2017 en de introductie van combinatiebehandeling met immunotherapie en chemotherapie in de tweede helft van 2018. Hierdoor is de overlevingsduur sterk verbeterd. De mediane overleving na chemotherapie, immunotherapie en combinatiebehandeling is tegenwoordig respectievelijk 7.5 maanden, 17.7 maanden en 12.1 maanden. Vijfjaarsoverleving is respectievelijk 6%, 25% en 17%.
Relevante publicaties:
- Immunotherapie verdubbelt overleving voor bepaalde patiënten met uitgezaaide longkanker
- Prognostic impact of KRAS mutation status for patients with stage IV adenocarcinoma of the lung treated with first-line pembrolizumab monotherapy
- Impact of time-to-treatment on survival for advanced non-small cell lung cancer patients in the Netherlands: a nationwide observational cohort study
NSCLC IV mutaties
Sinds een aantal jaren is er bij sommige moleculaire alteraties (mutaties, translocaties) behandeling mogelijk met doelgerichte therapie. In de meeste gevallen betreft dit tyrosinekinaseremmers die in tabletvorm gegeven kunnen worden. Door de komst van een nieuwe generatie middelen worden de resultaten steeds beter. Voor EGFR, ALK en BRAF is de vijfjaarsoverleving respectievelijk 11%, 46% en 22%. De mediane overleving voor EGFR, ALK en BRAF bedraagt respectievelijk 23, 48 en 19 maanden. De overleving is aanzienlijk minder bij een slechtere performance score.
Relevante publicaties:
-
Studie tyrosinekinaseremmers bij gevorderde niet-kleincellige longkanker
- Duurdere tumorgroeiremmer slechts voor beperkte groep longkankerpatiënten beter
- Toename overleving longkanker deels verklaard door TKI-behandeling bij EGFR+-patiënten
- Patiënten met stadium IV niet-kleincellige longkanker (NSCLC) met aangetoonde driver-mutatie betere kwaliteit van leven
- Toepassing EGFR-diagnostiek bij longkanker verbeterd
SCLC
Bij niet-gemetastaseerd SCLC is chemoradiotherapie de standaardbehandeling, de vijfjaarsoverleving is 43% bij stadium I tegen 25% en 24% bij stadium II of III.
Relevante publicaties:
Stadium IV
Bij gemetastaseerd SCLC bestaat de standaardbehandeling uit chemotherapie. De mediane overleving is 7 maanden, de eenjaarsoverleving 25%. De prognose is sterk afhankelijk van de performance score bij diagnose.
Relevante publicaties:
Neuro-endocrien
Bij de niet-kleincellige neuro-endocriene carcinomen maakt men onderscheid tussen typisch carcinoid, atypisch carcinoid en het grootcellig neuro-endocrien carcinoom (LCNEC). Bij chirurgische behandeling van stadium I-II tumoren is de prognose van carcinoiden relatief goed. De vijfjaarsoverleving voor carcinoid, atypisch carcinoid en LCNEC is respectievelijk 92%, 87% en 51%.
Relevante publicaties:
Mesothelioom
De systemische behandeling bij pleura mesothelioom bestond in deze periode vooral uit chemotherapie. Slechts een klein deel van de patiënten werd in trialverband behandeld met immunotherapie. De mediane overleving na start systemische behandeling bedraagt 12 maanden en is iets lager bij patiënten ouder dan 74 jaar. Het histologisch subtype van de tumor is een belangrijke prognostische factor; bij epitheloid tumoren is de prognose duidelijk beter dan bij sarcomatoid tumoren.
Relevante publicaties:
Definities
- Algemene uitleg NKR cijfers
- Overleving werd berekend vanaf diagnosedatum volgens de Kaplan-Meier methode, censuurdatum 01-02-2021
- TNM editie 7 gold voor 2015-2016, TNM editie 8 vanaf 2017
- Klinische diagnoses zonder PA-bevestiging werden meegeteld als NSCLC, dit komt vooral voor bij behandeling met radiotherapie van stadium I en bij stadium IV zonder actieve behandeling.
- Chemoradiotherapie omvat zowel concurrent als sequentiële bestraling
- Chirurgie betreft alleen de anatomische resecties
- ECOG performance status betreft de toestand voor start van de behandeling en was in een deel van de gevallen onbekend
Prevalentie longkanker
In Nederland zijn bijna 40.000 mensen in leven die longkanker hebben of hebben gehad. Prevalentie is het product van incidentie en overleving, ofwel het totaal aantal mensen met longkanker op een bepaald moment. Door de verbetering van de overleving in recente jaren neemt de prevalentie snel toe.
Sterfte longkanker
In 2021 overleden meer dan 10.000 mensen aan longkanker, 5527 mannen en 4568 vrouwen. Binnen de datatool NKR cijfers kan men zelf analyses naar leeftijd en geslacht uitvoeren.
Er zijn een aantal vormen van zeldzame longkanker. Voor het bepalen of een kanker zeldzaam is geldt de RARECARE-definitie van minder dan zes nieuwe gevallen per 100.000 personen per jaar. In de Nederlandse Kankerregistratie wordt het vóórkomen van deze vormen nauwgezet bijgehouden.
Naast longkanker kunnen ook andere vormen van kanker in de borstholte voorkomen. Luchtpijpkanker en thymuskanker zijn zeldzaam, mesothelioom oftewel asbestkanker komt vaker voor. Naast de standaard types longkanker (adenocarcinoom, plaveiselcelcarcinoom) zijn er nog een aantal types van longkanker die zich anders gedragen (neuroendocriene tumoren, sarcomatoid). Metastasen van andere tumorsoorten worden regelmatig gezien in de long, maar worden hier niet besproken (zie 'Uitgezaaide kanker in beeld').
Luchtpijpkanker
Kanker in de luchtpijp is bijzonder zeldzaam, jaarlijks diagnostiseert men in Nederland ongeveer tien gevallen per jaar.
Thymuskanker
Onder thymuskanker worden ook de relatieve goedaardige thymomen geteld. Signalering en registratie van deze groep is het afgelopen decennium verbeterd, hetgeen de toename van de incidentie verklaart.
Mesothelioom
Kanker van longvlies of buikvlies wordt ook wel mesothelioom genoemd. Belangrijkste oorzaak is blootstelling aan asbest. De incidentie van mesothelioom is in Nederland erg hoog omdat er in het verleden veel asbest verwerkt werd op scheepswerven of in de zware industrie. De aandoening komt vooral voor bij mannen. Binnen Nederland varieert de incidentie sterk naar regio. In de Nederlandse Kankeratlas is een overzicht te zien van de incidentie naar geslacht en woonplaats.
Relevante publicaties:
Zeldzame weefseltypes
Neuro-endocriene tumoren van de long gedragen zich anders dan de standaard weefseltypes. Men onderscheidt het typisch carcinoid, atypisch carcinoid en het grootcellig neuroendocrien carcinoom (LCNEC). Bij de carcinoiden zijn er minder vaak metastasen (uitzaaiingen) dan bij andere vormen van longkanker; ook komen ze vooral voor bij vrouwen.
Het sarcomatoid is een tumor die kenmerken vertoont van een sarcoom en minder gevoelig is voor systemische behandeling.
In onderstaande figuur is per weefseltype het aandeel vrouwen en het aandeel met stadium IV te zien. In 2023 verscheen een IKNL-rapport over Vrouw-manverschillen bij kanker.
Relevante publicaties:
Longkanker in 2032
Bij longkanker kan onderscheid gemaakt worden tussen niet-kleincellige en kleincellige tumoren. Onderstaand bevat de cijfers voor alle vormen van longkanker tezamen.
Incidentie
Het risico op het ontwikkelen van longkanker was dertig jaar geleden bij mannen veel hoger dan bij vrouwen. Sindsdien zijn de risico’s naar elkaar toegegroeid. Dit is te verklaren door verschillen in rookgedrag. Vrouwen zijn later dan mannen gaan roken en het percentage rokende vrouwen is in de laatste decennia minder snel gedaald dan het percentage rokende mannen. In de komende tien jaar zal het risico bij vrouwen naar verwachting langzaam gaan dalen. Het aantal diagnoses stijgt van 6.532 vrouwen in 2019 tot ongeveer 8.500 in 2032, en van 7.805 mannen in 2019 tot ruim 8.100 in 2032. De stijging betreft voornamelijk 75-plussers, al zal de eerste jaren ook in de groep vrouwen tussen de 60 en 74 jaar nog een stijging te zien zijn.
Sterfte
In lijn met de incidentiecijfers is het verschil in risico om te overlijden aan longkanker de afgelopen decennia voor mannen en vrouwen kleiner geworden. Naar verwachting daalt het overlijdensrisico de komende jaren verder bij mannen en blijft het ongeveer gelijk voor vrouwen. De verwachting is dat het aantal vrouwen dat overlijdt door longkan - ker toeneemt van 4.392 in 2019 naar 5.500 in 2032. Bij mannen neemt dat juist af van 5.841 naar ruim 5.600.
Prevalentie
De 10-jaarsprevalentie bij vrouwen steeg de afge - lopen jaren sterker dan bij mannen en blijft dat de komende jaren doen. In 2019 leefden in Nederland 16.290 vrouwen en 16.480 mannen die in de tien jaar daarvoor de diagnose longkanker hadden ge - kregen. Naar verwachting zijn dat in 2032 ongeveer 24.000 vrouwen en ruim 19.300 mannen.
Overleving
Na geringe verbetering in de relatieve overleving tussen 1990 en 2004, is in de perioden daarna wel vooruitgang te zien, vooral in de laatste tien jaar. Het percentage vrouwen dat één jaar na diagnose nog in leven is, is gestegen van 37% in 2000-2004 naar 54% in 2015-2019. Bij mannen is een stijging te zien van 37% naar 48%. De 5-jaarsoverleving is gestegen van 12% naar 28% bij vrouwen en van 12% naar 22% bij mannen. De invoering van immu - notherapie en doelgerichte therapie leverde een belangrijke bijdrage aan de verbetering in overle - ving.
Lees hier het hele rapport 'Kanker in Nederland, trends en prognoses tot en met 2032'