laboratorium close up

Toepassing EGFR-diagnostiek bij longkanker verbeterd

Voor de juiste behandeling van longkanker is moleculaire diagnostiek onmisbaar om tumoren te identificeren die gevoelig zijn voor doelgerichte medicatie. Eerdere Nederlandse studies lieten zien dat er niet consequent getest werd en dat de testfrequentie regionaal verschilde. Een recente publicatie van Bart Koopman en collega’s op basis van informatie uit Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA) en de Nederlandse Kanker Registratie (NKR) toont aan dat de toepassing van EGFR-diagnostiek verbeterde van 73% in 2013 naar 81% in 2017.

Daarnaast bleek uit de studie vanuit PALGA en NKR dat de toepassing van multi-gen testen via next-generation sequencing toenam van 7.8% naar 78.7%. Regionale variatie in testfrequentie nam af over tijd maar ook in 2017 waren er nog pathologische laboratoria waar beduidend minder vaak getest werd.

Belang van onderscheid naar subtype mutatie

De prevalentie van EGFR bij niet-squameus stadium IV NSCLC was duidelijk hoger bij vrouwen (16%) dan bij mannen (8%). De meest voorkomende EGFR-varianten in Nederland waren de exon 19 deletie (41%) en de L858R mutatie (32%). Bij behandeling met doelgerichte medicatie was de mediane overleving van patiƫnten met een exon 19 deletie beter dan bij L858R mutatie, 26.4 maanden versus 18.3 maanden. De prognose was aanzienlijk slechter voor patiƫnten met een exon 20 insertie (6.7 maanden). De studie onderschrijft hiermee het belang van het maken van onderscheid naar subtype EGFR-mutatie.

  • Bart Koopman et al. A nationwide study on the impact of routine testing for EGFR mutations in advanced NSCLC reveals distinct survival patterns based on EGFR mutation subclasses. Cancers 2021. https://www.mdpi.com/2072-6694/13/14/3641