Multipel myeloom

Multipel myeloom (MM) is een plasmaceltumor. MM is een zeldzame kanker: zo'n 1300 mensen krijgen ieder jaar de diagnose. MM is de op twee na meest voorkomende hematologische maligniteit. De overleving van patiënten met MM is over het algemeen gestegen. De overleving van patiënten tussen de 66 en 70 jaar is in het bijzonder gestegen, omdat er meer betere behandelingen beschikbaar zijn.

Incidentie

In de diagnoseperiode 2014-2018 werden 6.361 patiënten met nieuw gediagnosticeerde MM geteld van wie 3.661 (57,6%) mannen en 2.700 (42,4%) vrouwen. Ruim 30% van de patiënten met MM is ouder dan 75 bij diagnose en 16% ouder dan 80 jaar. De mediane leeftijd bij diagnose is 69 jaar. Multipel myeloom wordt het vaakst gediagnosticeerd bij patiënten tussen 70 en 74 jaar. In 85,5% van de gevallen is er sprake van een symptomatisch multipel myeloom.

Diagnostiek

CRAB-criteria

De CRAB-criteria zijn relevant om de door de plasmacellen veroorzaakte orgaanschade te kwantificeren. Het acroniem CRAB staat voor Calcium ofwel hypercalciëmie (verhoogd calcium ofwel kalkgehalte), Renal insufficiency ofwel nierinsufficiëntie, Anemia ofwel anemie en Bone disease ofwel botziekte. Voor de diagnose van symptomatische multipel myeloom is het essentieel dat ook aan ten minste één CRAB-criterium wordt voldaan.

De verdeling van de 4 componenten van CRAB zijn over de periode 2014-2018 gelijk gebleven.

(R-)ISS criteria

Het International Staging System (ISS) voor multipel myeloom is wereldwijd het meest gebruikte model om het ziektebeloop van patiënten met symptomatische MM te kunnen schatten. Dit systeem gaat uit van twee parameters, namelijk het serum-β2-microglobulinegehalte en het serumalbuminegehalte.

Β2-microglobuline wordt bij ruim 20% van de nieuw gediagnosticeerde patiënten met multipel myeloom niet uitgevoerd en dit percentage lijkt over tijd gestaag toe te nemen.

Aan de hand van albumine en β2-microglobuline kan onderscheid worden gemaakt in drie risicogroepen, namelijk ISS-stadium I t/m III. Hoe hoger het stadium, des te ongunstiger het ziektebeloop.

  • ISS-stadium I omvat patiënten met een serum-β2-microglobuline-gehalte van minder dan 3,5 mg/L en serumalbuminegehalte van 35 g/L
  • ISS-stadium II omvat patiënten die niet te categoriseren zijn onder ISS-stadium I of III
  • ISS-stadium III omvat patiënten met een serum-β2-microglobulinegehalte van meer dan 5,5 mg/L, ongeacht het gehalte van serumalbumine.

Bij multipel myeloom kunnen chromosoomafwijkingen aanwezig zijn in de plasmacellen. Onderzoek naar deze afwijkingen zijn van prognostisch belang voor patiënten met multipel myeloom. Cytogenetisch onderzoek is over tijd steeds vaker uitgevoerd.

De stadiumverdeling naar ISS is berekend voor patiënten met diagnosedatum tussen 2014 en 2018. Sinds 2015 wordt de gereviseerde ISS (R-ISS, ‘Revised ISS’) in de dagelijkse multidisciplinaire zorg voor patiënten met MM in Nederland gebruikt en heeft de ISS vervangen. De R-ISS bevat naast het serum-β2-microglobulinegehalte en het serumalbuminegehalte twee additionele parameters namelijk lactaatdehydrogenase (LDH) en drie hoog-risico chromosomale afwijkingen: del(17p), t(4;14) en t(14;16).

Het R-ISS heeft een beter voorspellend vermogen dan het initiële systeem en onderscheidt drie risicogroepen, namelijk R-ISS-stadium I tot en met III25 en ook hier geldt dat hoe hoger het stadium is, hoe ongunstiger het ziektebeloop.

  • R-ISS-stadium I: omvat patiënten met een ISS-stadium I, normaal LDH-gehalte en standaard-risico cytogenetische afwijkingen
  • R-ISS-stadium II: omvat patiënten die niet te categoriseren zijn onder R-ISS-stadium I of II
  • R-ISS-stadium III: omvat patiënten met ISS-stadium III, verhoogd LDH-gehalte en hoog-risico cytogenetische afwijkingen.

De stadiumverdeling naar R-ISS is berekend voor patiënten met een diagnosedatum tussen 2016 en 2018.

Primaire behandeling

HOVON-studiedeelname

In totaal hebben 506 patiënten met MM in de diagnoseperiode 2014-2018 deelgenomen aan een HOVON-studie die gedurende deze periode open was. Het betreft alleen studies met betrekking tot eerstelijnsbehandeling bij MM.

Type inductietherapie

Patiënten met symptomatisch MM in de leeftijdsgroep 18-65 kregen na 2016 vaker VTD dan VCD na aanpassing van de richtlijn.  Bij patiënten in de leeftijdsgroep 66-70 is een daling in gebruik van MPV waarneembaar en een stijging van VTD. Deze tendens is gelinkt aan de toename van stamceltherapie (SCT) in deze leeftijdsgroep. Bij patiënten ouder dan 70 jaar wordt vanaf 2017 een daling gezien in MPV en een toename in Rd en IDd.  

Sinds 2015 wordt een deel van de patiënten met symptomatisch MM in studieverband aanvullend behandeld met daratumumab. In 2015 opende HOVON 131-studie waarin 84 patiënten die startten met VTD aanvullend daratumumab kregen. In 2018 opende HOVON 143-studie waarin 13 patiënten aanvullend op MPV en ixazomib daratumumab kregen.

Stamceltransplantatie

Bijna 80% van de patiënten met symptomatisch MM in de leeftijdscategorie 18-65 jaar kreeg in de periode 2014-2018 een autologe stamceltransplantatie. Er is een toename over tijd te zien in de proportie patiënten die stamceltransplantatie heeft gekregen in de leeftijd van 66-70. Vijf patiënten ouder dan 70 jaar kregen een autologe stamceltransplantatie (SCT). Het type inductiechemotherapie voor patiënten die SCT hebben gekregen is vergelijkbaar voor de leeftijdscategorieën 18-65 en 66-70.

Van de 358 patiënten in de leeftijdscategorie 18-65 jaar die in de periode 2014-2018 geen SCT kregen, startte 62% van patiënten met VCD of VTD. 24% van de patiënten in de leeftijdscategorie 66-70 startte met VCD of VTD. Dit geeft aan dat SCT 38% was gepland, maar niet is gelukt. Redenen hiervoor kunnen zijn progressieve ziekte, toxiciteit, overlijden of algehele verslechtering van de conditie van de patiënt.

Bijna 20% van de patiënten in de leeftijdscategorie 18-65 die geen SCT heeft gekregen, heeft bortezomib in combinatie met dexamethason gekregen, dit is een minder intensieve chemotherapie.

Overleving

De relatieve 5-jaarsoverleving van patiënten met MM is voor alle leeftijdsgroepen over tijd verbeterd. De relatieve 5-jaarsoverleving (95% betrouwbaarheidsinterval) van patiënten die tussen 1989-1994 en 2014-2018 zijn gediagnosticeerd was respectievelijk 35% (32%-37%) en 73% (68%-76%) voor patiënten 18-65 jaar, 27% (23%-31%) en 62% (55%-69%) bij 66-70 jaar en 21% (19%-24%) en 42% (37%-46%) bij >70 jaar.

Hoe ouder een patiënt met multipel myeloom, hoe slechter de overleving. Echter, in de meest recente periode neemt de 5-jaarsoverleving voor patiënten in de leeftijdscategorie 66-70 sneller toe dan die voor 18-65. Dit heeft zeer waarschijnlijk te maken met verbetering in behandelopties voor patiënten in de leeftijdscategorie 66-70.

6-maandensterfte

Sinds 2001 overlijden steeds minder patiënten met MM binnen 6 maanden na diagnosestelling. Dit is ongeacht leeftijd. Bijna 20% van de patiënten ouder dan 70 jaar overlijdt echter nog steeds binnen 6 maanden na diagnose.

Deze informatie is een aanvulling op de informatie per hematologische maligniteit in het rapport 'Hemato-oncologische zorg in Nederland'. In het rapport vindt u een samenvatting van de informatie per hematologische maligniteit, uitgebreide informatie over kwaliteit van leven bij patiënten die een hematologische maligniteit hebben (gehad) en aanbevelingen om de hemato-oncologische zorg nog verder te verbeteren. Bekijk ook kwaliteitvanlevengegevens over late gevolgen bij MM.

Informatie voor patiënten over multipel myeloom vindt u op kanker.nl en de website van patiëntenorganisatie Hematon