Sociaal en maatschappelijk

Veel mensen ervaren sociale en maatschappelijke gevolgen van kanker. De deelname aan de maatschappij wordt negatief beïnvloed. Denk aan hun toekomstverwachtingen. Maar ook aan studies, betaald werk of vrijwilligerswerk, een hypotheek afsluiten en sociale participatie. In vergelijking met mensen die geen kanker hebben gehad, betalen overlevenden bijvoorbeeld hogere premies voor een levensverzekering.

Beperkingen in dagelijkse bezigheden

Mensen die kanker hebben (gehad) ervaren meer beperkingen bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten dan de algemene bevolking. Dagelijkse activiteiten zijn bijvoorbeeld (vrijwilligers)werk, hobby’s en andere bezigheden in de vrije tijd. Bijna 20% van de patiënten ervaart veel beperkingen bij dagelijkse activiteiten, ten opzichte van 12% in de algemene bevolking. Vooral het aandeel patiënten dat aangeeft ‘nogal’ tot ‘veel last’ van beperkingen te ervaren is hoger dan in de algemene bevolking. Dit verschil is groter bij mannen dan bij vrouwen, mogelijk doordat vrouwen in de algemene bevolking meer bijkomende ziekten hebben. Ook worden deze belemmeringen lang na de diagnose in hoge mate ervaren.

Sociale activiteiten

Gemiddeld ervaart ongeveer een derde van de kankerpatiënten enige tot veel belemmeringen in hun sociaal functioneren. Neem activiteiten in het sociale en familiaire leven. Vooral patiënten van jonge en middelbare leeftijd en patiënten met meer bijkomende ziekten, lijken een verhoogd risico te hebben sociale belemmeringen te ervaren.

Werk en kanker

Veel mensen ervaren problemen met werk na kanker. Dat kan leiden tot minder werken, stoppen werken of de zoektocht naar ander werk. De verschillen tussen kankersoorten zijn groot. Dat is verklaarbaar door het verschil in intensiviteit van behandelingen.

Financiële gevolgen

Van de patiënten die kanker hebben (gehad) ervaart 15% financiële problemen ten opzichte van 8% in de algemene bevolking. Onder patiënten van jongere en middelbare leeftijd (35-50 jaar) komen financiële problemen vaker voor. Patiënten die laag of gemiddeld zijn opgeleid ervaren vaker financiële problemen.

Lees meer over gevolgen van kanker in het rapport ‘Kankerzorg in beeld, over leven met en na kanker'.

 



Variatie in nazorgbehoeften onder overlevenden van kanker vergt maatwerk

Onder Amerikaanse overlevenden van kanker komen veel onvervulde nazorgbehoeften voor. Desondanks geeft een aanzienlijke groep overlevenden aan geen of een lage behoefte te hebben aan (aanvullende) gezondheidszorg na kanker. Dat blijkt uit onderzoek van Belle de Rooij (Tilburg Universiteit, IKNL) en Amerikaanse onderzoekers van Massachusetts General Hospital en Harvard Medical School. Overlevenden met onvervulde nazorgbehoeften kunnen worden verdeeld in voornamelijk fysieke, voornamelijk psychologische of zowel fysieke als psychologische nazorgbehoeften. Deze grote variatie in nazorgbehoeften suggereert volgens de onderzoekers een noodzaak om patiënten te screenen, zodat op maat gemaakte interventies mogelijk zijn. 

lees verder

Sensorische neuropathie blijft aanwezig na chemotherapie bij eierstokkanker

Chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie heeft ernstige consequenties voor de kwaliteit van leven van (ex-)patiënten met eierstokkanker die eerder chemotherapie kregen. Uit onderzoek van Cynthia Bonhof (Tilburg University, IKNL) en collega’s blijkt dat motorische perifere neuropathiesymptomen twaalf maanden na de behandeling significant verbeterden, maar dat sensorische perifere neuropathiesymptomen bleven bestaan. Volgens de onderzoekers dient in toekomstige studies de focus te liggen op de invloed van verschillende behandelingen op het optreden van chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie en het voorkomen en verminderen van deze symptomen.

lees verder

Project: psychosociale gevolgen van onvermogen tot eten

De psychosociale gevolgen van het onvermogen tot eten en ongewenst gewichtsverlies is binnen de oncologische en palliatieve zorg een onderbelicht thema. Patiënten met kanker kunnen door klachten vaak niet voldoende eten, met gewichtsverlies tot gevolg. Zorginstituut Nederland heeft in november bekend gemaakt subsidie beschikbaar te stellen aan IKNL voor het onderzoeksproject ‘Hij moet toch eten?’. Het project, dat op 1 december 2017 van start is gegaan en loopt tot eind november 2019, gaat zich richten op het sneller signaleren en bespreekbaar maken van de psychosociale last van het onvermogen tot eten en ongewenst gewichtsverlies.

lees verder

Impact BMI en middelomtrek op kwaliteit van leven na dikkedarmkanker

Overlevers van dikkedarmkanker met een hogere BMI en een verhoogde middelomtrek rapporteren een slechter functioneren, een lagere algehele gezondheidsstatus en meer vermoeidheidssymptomen. Verder blijkt een verhoogde middelomtrek geassocieerd te zijn met een lager fysiek en sociaal functioneren, ongeacht de BMI-status. Dat staat te lezen in een publicatie van Pauline Vissers (IKNL) en collega’s in Nutrition and Cancer. De onderzoekers doen de aanbeveling om bij toekomstig onderzoek naar kwaliteit van leven rekening te houden met de BMI en middelomtrek. In studies ter preventie van overgewicht dient daarom naast gewichtsverlies, ook gelet te worden op de vermindering van het buikvet. 

lees verder

AGE-CRC-studie: betere kwaliteit van leven voor ouderen met darmkanker

Het Sint Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein is 31 Augustus 2017 gestart met de AGE-CRC-studie (Advanced Geriatric Evaluation-ColoRectal Cancer). Doel is ouderen met dikkedarmkanker voorafgaand aan de operatie op efficiënte en eenduidige wijze te screenen om complicaties tijdens en na de operatie te voorkomen en de kwaliteit van leven van deze ouderen te waarborgen en te verbeteren. De studie zal initieel starten in zes centra. Donderdag 28 september 2017 kreeg Ellen van der Vlies (AIOS interne geneeskunde)een subsidie uitgereikt van €114.375 voor dit onderzoek van stichting Vrienden Integrale Oncologische Zorg (VIOZ). 

lees verder

Proefschrift over definitieproblemen borstkanker en beter persoonlijk natraject

In wetenschappelijk studies naar borstkanker worden vaak uitkomstmaten gebruikt als “5-jaarsoverleving” of “kans op een recidief binnen 5 jaar’. Het lijkt logisch dat onderzoekers daarmee hetzelfde bedoelen, maar uit onderzoek van Martine Moossdorff blijkt dat er veel verschillende definities in omloop zijn die vergelijkingen tussen studies kunnen bemoeilijken. Ze beschrijft in haar proefschrift suggesties voor een betere standaardisering van recidieven en uitzaaiingen van borstkanker, maar ook voor een betere bepaling van het individuele risico op terugkeer van de ziekte bij verschillende subtypes en de timing daarvan. Deze informatie is relevant voor patiënten, maar draagt ook bij aan beter, sneller en betrouwbaarder onderzoek naar borstkanker. 

lees verder

Vrouwen met survivorship care plan maken meer gebruik van eerstelijnszorg

Vrouwen met baarmoederkanker die een survivorship care plan ontvangen van hun medisch specialist, maken in het eerste jaar na de behandeling intensiever gebruik van gezondheidszorg in de eerstelijn (huisarts en aanvullende zorg). Dit geldt in het bijzonder voor vrouwen die behandeld zijn met radiotherapie en vrouwen met angstige symptomen, aldus Mette Jeppesen (University of Southern Denmark) en collega’s uit Nederland in een publicatie in de Journal of Cancer Survivorship. Volgens de onderzoekers kan een survivorship care plan bijdragen aan het vroegtijdig zoeken van ondersteunende zorg. Nader onderzoek moet uitwijzen of dit ook leidt tot betere patiëntgerelateerde resultaten op lange termijn. 

lees verder

Kankergerelateerde vermoeidheid: rekening houden met klassen en subtypen

Patiënten die behandeld zijn vanwege kanker hebben vaak last van vermoeidheid. Uit onderzoek van Melissa Thong (AMC) en collega’s blijkt dat kankergerelateerde vermoeidheid ingedeeld kan worden in drie klassen met specifieke kenmerken. Dit betekent volgens de onderzoekers dat bij toekomstige interventies rekening gehouden dient te worden met deze subtypen kankergerelateerde vermoeidheid. Eerst is echter aanvullend onderzoek nodig om te kijken of de geïdentificeerde subtypen stabiel blijven of wijzigen tijdens de follow-up, omdat veranderingen gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkeling van interventies. 

lees verder