Sensorische neuropathie blijft aanwezig na chemotherapie bij eierstokkanker

Chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie heeft ernstige consequenties voor de kwaliteit van leven van (ex-)patiënten met eierstokkanker die eerder chemotherapie kregen. Uit onderzoek van Cynthia Bonhof (Tilburg University, IKNL) en collega’s blijkt dat motorische perifere neuropathiesymptomen twaalf maanden na de behandeling significant verbeterden, maar dat sensorische perifere neuropathiesymptomen bleven bestaan. Volgens de onderzoekers dient in toekomstige studies de focus te liggen op de invloed van verschillende behandelingen op het optreden van chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie en het voorkomen en verminderen van deze symptomen.

Chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie presenteert zichzelf als sensorische perifere neuropathie, zoals tintelende, gevoelloze of pijnlijke vingers en handen, of motorische perifere neuropathie, zoals moeite met het vasthouden van een pen of het dichtknopen van een blouse. In deze studie is het beloop van beide neuropathiesymptomen onderzocht en de impact hiervan op de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij patiënten met eierstokkanker.

Opzet onderzoek
Voor deelname aan dit onderzoek kwamen in aanmerking alle nieuw gediagnosticeerde patiënten met eierstokkanker die een behandeling kregen in een van de twaalf ziekenhuizen in Zuid-Nederland. In totaal voltooiden 174 patiënten de vragenlijsten over chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie (EORTC QLQ-OV28) en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (EORTC QLQ-C30) die direct na initiële behandeling werden aangeboden en vervolgens na 6, 12 en 24 maanden. De responspercentages waren respectievelijk 70%, 71%, 58% en 43%. De vragenlijsten werden aangeboden via PROFILES, het patiëntenvolgsysteem dat IKNL in samenwerking met Tilburg University heeft ontwikkeld.

Resultaten
Regressie analyse toonden aan dat bij patiënten die chemotherapie kregen (n = 98) de waarden voor sensorische perifere neuropathie stabiel bleven in de loop van de tijd. Bij patiënten die na hun chemotherapie motorische neuropathie ontwikkelden, namen deze symptomen significant af na 12 maanden. Direct na de initiële behandeling meldde 21% van de deelnemers een hoge mate van sensorische perifere neuropathie. Na zes maanden was dit 24%, na twaalf maanden 18% en na twee jaar meldde 13% van de deelnemers nog steeds een hoge mate van sensorische perifere neuropathie. Voor motorische perifere neuropathie waren deze percentages respectievelijk 36%, 23%, 17% en 11%.  

Met betrekking tot de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven rapporteerden patiënten met een hoge mate van sensorische perifere neuropathie een slechter fysiek, emotioneel, sociaal, cognitief en rol functioneren in vergelijking met deelnemers met een lage mate van sensorische perifere neuropathie. Bovendien verslechterde het fysiek functioneren van patiënten bij wie de situatie in de loop van de tijd veranderde van een lage naar hoge mate van sensorische perifere neuropathie.

Bij patiënten met een hoge mate van motorische perifere neuropathie werd een slechtere algehele kwaliteit van leven en slechter functioneren gerapporteerd. Verder verslechterde de kwaliteit van leven op het gebied van fysiek, sociaal, cognitief en rol functioneren bij patiënten die in de loop van de tijd veranderden van een lage naar een hoge mate van motorische perifere neuropathie.

Conclusies en aanbevelingen
Cynthia Bonhof en collega’s komen tot de conclusie dat de waarden voor sensorische perifere neuropathie in de loop van de tijd bleven bestaan bij patiënten met eierstokkanker die behandeld zijn met chemotherapie. Symptomen van motorische perifere neuropathie verbeterden daarentegen significant na 12 maanden. Neuropathiesymptomen hebben ernstige gevolgen voor de kwaliteit van leven van deze (ex-)patiënten. In toekomstige studies zou de focus moeten liggen op de invloed van verschillende behandelingsbeslissingen en veranderingen op chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie, zodat aanbevelingen gedaan kunnen worden gedaan om de prevalentie van deze symptomen te verminderen.

Aan deze studie werkten mee onderzoekers en gynaecologen van de Universiteit van Tilburg (CoRPS), IKNL, Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis (Tilburg, Waalwijk), Radboud UMC (Nijmegen), Catharina Ziekenhuis (Eindhoven) en Máxima MC (Eindhoven en Veldhoven).

  • Bonhof CS, Mols F, Vos MC, Pijnenborg JMA, Boll D, Vreugdenhil G, Ezendam NPM, van de Poll-Franse LV. ‘Course of chemotherapy-induced peripheral neuropathy and its impact on health-related quality of life among ovarian cancer patients: A longitudinal study’. Gynecol Oncol. 2018 Mar 28.

  • Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl

Gerelateerd nieuws

Ruud Bekkers: 'Gynaecologische kankers voorkomen & de gevolgen verminderen'

Professor dokter Ruud Bekkers

We moeten meer doen om gynaecologische kanker en de gevolgen ervan te voorkomen. Dat zegt prof. dr. Ruud Bekkers, gynaecoloog bij Catharina Ziekenhuis Eindhoven en sinds een half jaar hoogleraar aan de Universiteit Maastricht. ‘Preventie betekent het aantal kankerpatiënten verminderen. Voor het voorkomen van baarmoederhalskanker werkt de HPV-vaccinatie heel goed. Ook bij eierstokkanker lijkt er een kans te zijn door opportunistisch verwijderen van eileiders bij vrouwen met een voltooide kinderwens. Preventie gaat ook over de gevolgen van de kanker zo beperkt mogelijk houden. We moeten blijven zoeken naar minder belastende behandeling met minder late gevolgen.

lees verder

Kwaliteit van leven na eierstokkanker vooral verslechterd bij ouderen

Jaren na behandeling van eierstokkanker hebben vooral ouderen een slechtere gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven in vergelijking met overeenkomstige leeftijdsgroepen in een normpopulatie. Het verschil in gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven tussen patiënten en normpopulatie is veel minder duidelijk bij vrouwen jonger dan 70 jaar. Dat blijkt uit een studie van Inez van Walree (Diakonessenhuis Utrecht) en collega’s gepubliceerd in Gynecologic Oncology. Een mogelijke verklaring is dat oudere overlevenden een lagere psychologische reserve hebben en te maken krijgen met een geleidelijke verslechtering van orgaanfuncties.

lees verder