Nieuws Borstkanker



Minimale ongelijkheid in Nederland bij kans op chemotherapie bij borstkanker

Er is in Nederland minimale ongelijkheid wat betreft de sociaaleconomische status van patiënten met een vroeg stadium van borstkanker en de naleving van richtlijnen voor chemotherapie na een borstoperatie. Dat blijkt uit een studie van Anne Kuijer (Diakonessenhuis) en collega’s met gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Over het algemeen hebben patiënten met een lage sociaaleconomische status een iets kleinere kans om chemotherapie na de operatie te krijgen, maar dat is volgens de onderzoekers niet te wijten aan een gebrek aan financiële mogelijkheden. Het verschil wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat patiënten met een hoge sociaaleconomische status meer geneigd zijn om alle therapeutische opties te doorlopen, zelfs als het voordeel daarvan onzeker is.

lees verder

Boek over ‘Markov Decision Processes’ en inzet bij follow-up borstkanker

De frequentie en duur van de follow-up na behandeling van borstkanker is nog steeds onderwerp van discussie. Maarten Otten, Annemieke Witteveen en collega’s van Universiteit Twente en IKNL beschrijven in het recent verschenen boek ‘Markov Decision Processes in Practice’ een studie waarin onderzocht is hoe de follow-up van deze patiënten optimaal kan worden ingericht. 

lees verder

Eenmalig registreren en meervoudig gebruik patiëntgegevens dankzij verslaglegging MDO in EPD

IKNL heeft in samenwerking met het UMC Utrecht en Amphia, hun EPD’s (ChipSoft, Epic) ingericht volgens een landelijke informatiestandaard voor borstkanker. Met het gebruik van deze standaard wordt een stap gezet in de kwaliteit van verslaglegging, elektronische uitwisseling en meervoudig gebruik van eenmalig vastgelegde patiëntgegevens (registratie aan de bron).

lees verder

Tumorgrootte belangrijkste voorspeller volledige respons bij borstkanker

De tumorgrootte op het moment van diagnose is de belangrijkste voorspeller voor een volledige pathologische respons na neoadjuvante chemotherapie bij invasieve borstkanker. Die conclusie staat te lezen in een studie van Briete Goorts (Maastricht UMC) en collega’s, waarin het effect is onderzocht van de tumorgrootte (klinisch tumorstadium) na behandeling met neoadjuvante chemotherapie op volledige pathologische respons. Patiënten met een kleinere tumorgrootte vertonen een significant hogere kans op een volledige pathologische respons dan patiënten met een grotere tumor, onafhankelijk van de HER2-status, oestrogeen- en progesteronreceptorstatus. Verder hangt een volledige pathologische respons samen met een 20% hogere ziektevrije en algehele 5-jaarsoverleving. 
 

lees verder

Geen verschil in expressie hormoonreceptoren lobulair en ductaal carcinoom

De mate van expressie van oestrogeen- en/of progesteronreceptoren is zeer waarschijnlijk geen verstorende factor in studies naar de cytostaticagevoeligheid van invasief lobulair carcinoom en invasief ductaal carcinoom. Uit een studie met NKR-data door Wilfred Truin (Máxima Medisch Centrum Veldhoven) en collega’s blijkt namelijk dat bij patiënten met een positieve oestrogeen- en/of progesteronreceptorstatus de mate van expressie van deze receptoren niet verschilt tussen invasief lobulair carcinoom of invasief ductaal carcinoom. Volgens de onderzoekers is dit extra bewijs dat het histologische subtype van deze borsttumoren een belangrijke rol dient te spelen bij de besluitvorming rond het gebruik van chemotherapie bij deze patiënten.

lees verder

Minder borstamputaties noodzakelijk bij lobulair mammacarcinoom

Onderzoek van Máxima Medisch Centrum, IKNL en Maastricht UMC+ naar de behandeling van lobulair mammacarcinoom wijst uit dat er bij deze tumorsoort vaker voor een borstamputatie wordt gekozen dan bij het vaker voorkomende ductaal carcinoom in situ. Het onderzoek van promovendus en chirurg-oncoloog Wilfred Truin toont daarnaast aan dat ook het toedienen van chemotherapie (naast hormoontherapie) na de operatie bij dit type borsttumor vaak geen meerwaarde lijkt op te leveren in termen van levensverwachting. Hij vergeleek de behandelwijze van twee typen borstkanker met elkaar en concludeert dat er specifiekere behandelprotocollen nodig zijn.

lees verder

Grote variatie in directe borstreconstructies Nederlandse ziekenhuizen

Er bestaat grote variatie tussen ziekenhuizen in Nederland bij het gebruik van directe borstreconstructies na mastectomie, zowel bij patiënten met invasieve borstkanker als bij ductaal carcinoom in situ. Zelfs na correctie voor verschillen in patiënt- en tumorkenmerken blijven deze variaties zichtbaar. Dat blijkt uit een studie van Annelotte van Bommel (LUMC) en collega’s van Erasmus MC, IKNL, Diakonessenhuis Utrecht, NKI-AvL, DBCA, UMC Groningen en UT Twente. De studie omvat data uit alle Nederlandse ziekenhuizen van in totaal 16.953 vrouwen die tussen 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 een mastectomie kregen. Hoewel de onderzoekers diverse factoren vonden, gaven deze nog geen sluitende verklaring voor de waargenomen variatie.

Voor deze studie selecteerden de onderzoekers patiënten die tussen 1 januari 2011 en 31 december 2013 gediagnosticeerd zijn en een borstamputatie kregen vanwege primaire, invasieve borstkanker of ductaal carcinoom in situ. De selectiedata waren afkomstig van de Audit Breast Cancer van het Nationaal Borstkanker Overleg Nederland (NABON). 

lees verder

Geen overtuigend bewijs voor betere overleving borstkanker met propranolol

Er is geen overtuigend bewijs dat het gebruik van propranolol of andere niet-selectieve bètablokkers leidt tot betere overlevingskansen voor patiënten met borstkanker. Die conclusie trekt een internationale groep onderzoekers uit België, Denemarken, Nederland, Engeland, Ierland, Noord-Ierland, Schotland en Zweden aan de hand van data van ruim 133.000 patiënten. Namens Nederland waren Pauline Vissers (IKNL) en Myrthe van Herk-Sukel (PHARMO) betrokken bij dit onderzoek. Het gaat om de grootste studie ooit uitgevoerd naar het gebruik en effect van propranolol bij de behandeling van patiënten met borstkanker. 
 

lees verder