Uitstekende overleving laaggradig DCIS rechtvaardigt studie actieve surveillance
Patiënten gediagnosticeerd met een laaggradig ductaal carcinoom in situ (DCIS) hebben een uitstekende borstkankerspecifieke en algehele overleving. Dat staat te lezen in een publicatie van Marissa van Maaren (IKNL) en collega’s in de European Journal of Cancer. Gelet op de uitstekende overleving van laaggradig DCIS en eerdere studies waaruit blijkt dat de kans op een recidief zeer laag is bij laaggradig DCIS, is het volgens de onderzoekers gerechtvaardigd om te onderzoeken of een actieve surveillance bij deze patiënten een veilig alternatief kan zijn in plaats van chirurgische behandeling. In Nederland is begin 2017 de LORD-trial gestart, waarin dit wordt onderzocht.
De incidentie van ductaal carcinoom in situ (DCIS) is de afgelopen decennia drastisch toegenomen. DCIS wordt na diagnose chirurgisch behandeld, vergelijkbaar met invasieve borstkanker, omdat de natuurlijke oorzaak en het gedrag van DCIS niet goed bekend is. In deze studie is de borstkankerspecifieke overleving (BCSS) en algehele overleving per gradering vastgesteld bij DCIS-patiënten na chirurgie in Nederland.
Opzet en resultaten
De onderzoekers selecteerden alle DCIS-patiënten uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) die tussen 1999 en 2012 zijn gediagnosticeerd. De doodsoorzaak van de overleden patiënten werd verkregen via het Centraal Bureau voor de Statistiek. De borstkankerspecifieke en algehele overleving werden geschat met behulp van multivariabele Cox-regressie in het gehele cohort en gestratificeerd per gradering.
In totaal werden 12.256 patiënten geïncludeerd, van wie 1.509 (12,3%) met graad I, 3.675 (30,0%) met graad II, 6.064 (49,5%) met graad III en 1.008 (8,2%) met een onbekende graad. Tijdens een mediane follow-up van 7,8 jaar werden 1.138 (9,3%) sterfgevallen waargenomen, waarvan 179 (1,5%) gerelateerd aan borstkanker. Hiervan hadden tien patiënten graad I; 46 graad II; 95 graad III en 28 een onbekende graad. Na correctie voor mogelijk verstorende factoren bleken graad II en III gerelateerd aan slechtere borstkankerspecifieke overleving dan graad I met een risicoverhouding van 1,92 respectievelijk 2,14. Er werd geen verband gevonden tussen gradering en algehele overleving.
Conclusie en aanbevelingen
Marissa van Maaren en collega’s concluderen dat de borstkankerspecifieke en algehele overleving van patiënten met DCIS uitstekend was in de onderzochte periode (1999-2012). Gelet op de superieure overlevingsscores voor laaggradig DCIS, en de uitkomsten van eerdere studies waaruit blijkt dat de kans op een recidief zeer laag is bij laaggradig DCIS, lijkt het volgens de onderzoekers gerechtvaardigd om te onderzoeken of een actief volgbeleid een veilig alternatief kan zijn voor conventionele chirurgische behandeling. In de Nederlandse LORD-trial (open sinds 10 februari 2017) wordt dit momenteel al onderzocht.
Bij prostaatkanker is een actief volgbeleid al geruime tijd een geaccepteerde behandeloptie voor patiënten met een laag risico, omdat de veiligheid hiervan in deze specifieke patiëntengroep in meerdere studies is aangetoond. Dergelijke studies kunnen bijdragen aan het bewustzijn van een lage kans op recidieven en geringe sterfte bij diagnose van een laag risico diagnose en bijgevolg de kans op morbiditeit door behandelingen verminderen. Bovendien bestaan er veel misverstanden over DCIS die in de praktijk kunnen leiden tot mogelijke overdiagnose en overbehandeling van DCIS, wat de noodzaak van verandering volgens de onderzoekers nog meer benadrukt.
- Van Maaren MC, Lagendijk M, Tilanus-Linthorst MMA, de Munck L, Pijnappel RM, Schmidt MK, Wesseling J, Koppert LB en Siesling S.: ‘Breast cancer-related deaths according to grade in ductal carcinoma in situ: A Dutch population-based study on patients diagnosed between 1999 and 2012.’ Eur J Cancer. 2018 Jul 27;101:134-142.
- Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl