OPTIMUM-studie: leefstijlbevordering bij postmenopauzale borstkankerpatiënten
Vrouwen die na de overgang borstkanker hebben gehad, kunnen hun kans op gezondheidsproblemen, zoals hartklachten, verkleinen als zij voldoende bewegen en gezond eten. Door de late effecten van behandelingen hebben zij een verhoogde kans op verschillende gezondheidsklachten, zoals hartklachten door cardiotoxische gevolgen van bestraling. Een gezonde leefstijl kan deze late gevolgen beperken. Echter, veel mensen voldoen niet aan de aanbevelingen voor een gezonde leefstijl en verandering van leefstijl gaat vaak moeizaam. Om beter inzicht te krijgen in hoe vrouwen na postmenopauzale borstkanker ondersteund kunnen worden bij een gezonde leefstijl is de OPTIMUM-studie gestart.
Tot dusver ontbreekt wetenschappelijk inzicht over wanneer en hoe borstkankerpatiënten kunnen worden ondersteund bij een duurzame verbetering van leefstijl. Voor zorgprofessionals is leefstijl vaak een moeilijk onderwerp om aan te snijden. Met de uitkomsten van de OPTIMUM-studie verwachten de onderzoekers meer inzicht te kunnen geven in het beste moment en de beste methode voor het bevorderen van een duurzame leefstijl en een gezond lichaamsgewicht bij vrouwen die na de overgang zijn behandeld voor borstkanker.
Optimum staat voor 'Towards OPtimal Timing and Method for promoting sUstained adherence to lifestyle and bodyweight recommendations in postMenopausal breast cancer patients'. De studie is een initiatief van Tilburg University, Vrije Universiteit Amsterdam, IKNL en verschillende ziekenhuizen. De studie is mede mogelijk dankzij een subsidie van KWF Kankerbestrijding.
Risicofactoren
Een op de zeven vrouwen in Nederland krijgt gedurende haar leven borstkanker. Naast andere factoren heeft leefstijl een effect op de kans om na de overgang borstkanker te krijgen. De kans op postmenopauzale borstkanker is groter bij een hoog BMI, de Body Mass Index als maat voor het lichaamsgewicht. Na de diagnose kan een gezonde leefstijl helpen om de ernst van late gevolgen van kankerbehandelingen te beperken. Zo verergert neuropathie, schade aan de uiteinden van de zenuwen als gevolg van chemotherapie, als naast de borstkanker ook diabetes type 2 ontstaat, een leefstijlgerelateerde ziekte. En de kans op hartklachten als gevolg van de borstkankerbehandeling wordt kleiner bij een gezond BMI. Het is niet duidelijk wat de invloed van leefstijl is op de kans op een redicief.
Het World Cancer Research Fund (WCRF) heeft aanbevelingen voor een gezonde leefstijl opgesteld die de kans op kanker kunnen verkleinen. Het bevorderen van de naleving van deze aanbevelingen is niet structureel ingebed in de Nederlandse richtlijnen voor (ex-)patiënten met borstkanker. Onderzoeker Sandra van Cappellen (Tilburg University, CoRPS): “In de OPTIMUM-studie staat de vraag centraal hoe we postmenopauzale vrouwen die zijn behandeld voor borstkanker het beste kunnen begeleiden en ondersteunen bij het volgen van aanbevelingen en het herstellen en langdurig behouden van een gezonde leefstijl en een gezond lichaamsgewicht.”
WCRF-aanbevelingen voor gezonde leefstijl
Germund Daal, hoofd voorlichting van de Nederlandse tak van WCRF, gaf tijdens de startbijeenkomst op 9 oktober een toelichting op de vernieuwde richtlijnen van het WCRF voor een gezonde leefstijl en een gezond lichaamsgewicht. Het wetenschappelijk bewijs van deze richtlijnen zijn in detail per kankersoort uitgewerkt in het ‘Third Expert Report’. Het WCRF heeft ook een handzaam boekje uitgebracht met een beknopte beschrijving van de tien richtlijnen voor een gezonde leefstijl en gezond lichaamsgewicht.
Germund Daal benadrukte dat voedingsstoffen beter opgenomen kunnen worden uit gezonde voeding, zoals groenten, fruit en volkorenproducten en niet te vertrouwen op voedingssupplementen voor het verlagen van het risico op kanker. Verder adviseert het WCRF géén alcohol te drinken en bekende aanbevelingen te volgen zoals stoppen met roken en verstandig zonnen. De vernieuwde WCRF-richtlijnen worden toegelicht met behulp van het ‘verkeerslichtmodel’ (zie boven). Ná de diagnose kanker geldt: volg de kleuren van het verkeerslichtmodel én de aanbevelingen van de behandeld arts. Ook op de website voeding&kanker.info staan allerlei praktische adviezen en tips voor (ex-)patiënten.
Opzet OPTIMUM-studie
De OPTIMUM-studie maakt gebruik van een mix aan methodieken, waaronder kwantitatief onderzoek (longitudinale observationele studie) en kwalitatief onderzoek (interviews en focusgroepen). Daarmee verwachten de onderzoekers meer inzicht te krijgen in de optimale timing en methoden voor het stimuleren, behoud en herstel van een gezond lichaamsgewicht en gezonde leefstijl.
Voor het onderzoek worden vrouwen die na de overgang zijn behandeld voor borstkanker steeksproefgewijs geselecteerd uit de Nederlandse Kankerregistratie. Vrouwen die aan de selectiecriteria voldoen krijgen vervolgens, afhankelijk van het deelnemende ziekenhuis, een uitnodiging via hun behandeld arts, onderzoeksverpleegkundige of een casemanager. Na instemming krijgen de deelnemers bij aanvang het verzoek om een vragenlijst in te vullen en vervolgens nogmaals na één jaar en na twee jaar. Deze vragenlijsten bevatten vragen over onder andere het naleven van de WCRF-aanbevelingen over voeding, lichaamsbeweging, lichaamsgewicht, roken en alcoholgebruik. Daarnaast vragen de onderzoekers hen om een voedingsdagboekje bij te houden en krijgen zij een uitnodiging voor een diepte-interview of deelname aan een focusgroep.
Uitkomsten
De belangrijkste parameters en eindpunten van de studie zijn het naleven van de WCRF-aanbevelingen voor een gezonde leefstijl en een gezond lichaamsgewicht aan de hand van vragenlijsten, een accelerometer en een voedingsdagboekje. Ook wordt gevraagd of het advies om minimaal zeven uur per nacht te slapen wordt nageleefd. De nulmeting (situatie vóór diagnose en behandeling van kanker) zal retrospectief worden onderzocht bij aanvang van de studie. Ook worden metingen uitgevoerd naar vermoeidheid, gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, symptomen van depressie en angst, posttraumatische groei, zelfmededogen en omgaan met emoties. Daarnaast krijgen de deelnemers twee keer het verzoek om een bloedmonster te doneren. De bloedafname vindt plaats in het ziekenhuis.
Bottom-up aanpak
De onderzoekers hebben voor een ‘bottom-up’ benadering gekozen, waarbij wetenschappelijk bewijs wordt verzameld met observationeel onderzoek, in plaats van dat een complexe interventie wordt getoetst. Door het grote aantal verwachtte participanten en verscheidenheid aan participanten verwachten de onderzoekers een representatief beeld te krijgen van de ervaringen, gedachten en meningen van patiënten over optimale leefstijlzorg.
Naast interviews met patiënten worden ook zorgprofessionals en andere belanghebbenden geïnterviewd om ‘facilitatoren en barrières’ te identificeren voor het bevorderen van een gezonde leefstijl binnen de klinische zorg. Alle bevorderende en belemmerende factoren en determinanten worden in kaart gebracht met het ‘intervention mapping’ model. Dit moet leiden tot aanbevelingen over hoe zorgprofessionals en anderen patiënten kunnen ondersteunen bij leefstijlverandering. Het einddoel is beter inzicht in welke interventies het meest succesvol zijn bij deze patiëntengroep en deze kennis beschikbaar te stellen voor de verdere ontwikkeling van concrete producten, zoals oncologische richtlijnen, voor de klinische praktijk. De studie loopt tot voorjaar 2022 en is mede mogelijk dankzij een subsidie van KWF kankerbestrijding.
Deelnemende ziekenhuizen
Inmiddels hebben zich negen ziekenhuizen aangemeld om patiënten te includeren voor de OPTIMUM-studie. De onderzoekers zijn verder nog in gesprek met een aantal andere ziekenhuizen. Centra die interesse hebben om hun patiënten deel te laten nemen aan de studie, kunnen contact opnemen met het onderzoeksteam via info@profielstudie.nl of tel: 088-234 6803.
-
Meer informatie over de OPTIMUM-studie is verkrijgbaar bij de volgende hoofdonderzoekers: dr. Meeke Hoedjes, dr. Floortje Mols of Sandra van Cappellen (allen Tilburg University - CoRPS), prof. dr. Lonneke van de Poll-Franse (IKNL) en prof. dr. ir. Jaap Seidell (Vrije Universiteit Amsterdam).