Radiotherapie heeft geen invloed op 5- en 10-jaarsoverleving RAAS-patiënten
Radiotherapiegerelateerd angiosarcoom (RAAS) is een ernstige, maar late en zeldzame complicatie van radiotherapie als behandeling voor borstkanker. Uit onderzoek van Anouk Rombouts (Radboudumc) en collega’s blijkt dat, ongeacht het wel of niet toevoegen van radiotherapie, de 5- en 10-jaarsoverleving van de patiënten met RAAS stabiel blijft op 41% respectievelijk 25%. In lijn met eerdere studies heeft het toevoegen van radiotherapie, vergeleken met uitsluitend chirurgische behandeling, géén significant effect op de overleving van RAAS-patiënten. Wel toont deze studie aan dat chirurgie altijd een onderdeel dient te zijn van de behandeling van RAAS.
lees verderInvloed adjuvante systemische therapieën op risico contralaterale borstkanker
Endocriene therapie, chemotherapie, en trastuzumab in combinatie met chemotherapie verlagen het risico op het ontwikkelen van contralaterale borstkanker. Echter, elke vorm van adjuvante systemische therapie blijkt een andere impact te hebben op de verdeling van het subtype van de contralaterale borstkanker. Die conclusie staat te lezen in een publicatie van Iris Kramer (NKI) en collega’s in de Journal of the National Cancer Institute (Oxford University Press). De grootste risicoreductie werd waargenomen bij taxaanbevattende chemotherapie en bij aromataseremmers. De uitkomsten van deze studie leveren (nog) geen duidelijke indicatie om de huidige richtlijnen voor adjuvante, systemische therapie te herzien.
lees verderVrouwen met diabetes type 2 hebben grotere kans op agressieve borstkanker

Vrouwen met diabetes type 2 lijken, in vergelijking met vrouwen zonder diabetes, een verhoogd risico te hebben op het ontwikkelen van een agressievere vorm van borstkanker. Jetty Overbeek (VUmc, PHARMO Institute) en collega’s komen tot deze conclusie op basis van een studie, waarin een koppeling is gemaakt tussen gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en de PHARMO-databank over geneesmiddelengebruik. De onderzoekers vonden geen verschillen in borstkankerkenmerken tussen vrouwen met diabetes type 2 die wel of geen insuline gebruikten.
lees verderPredictiemodel kan bijdrage leveren aan verzekerbaarheid (ex-)patiënten

Overlevenden van borstkanker ondervinden na de behandeling vaak problemen met het afsluiten van een levensverzekering. Hogere premies en afwijzingen zijn gebruikelijk. Onderzoekers van IKNL hebben in samenwerking met het Verbond van Verzekeraars en Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) een predictiemodel ontwikkeld dat het extra sterfterisico inschat van (ex-)patiënten met borstkanker, rekening houdend met het aantal jaren dat zij hebben overleefd. Het model wordt een jaar ingezet, waarna de resultaten meegenomen worden in discussies tussen NFK en het Verbond van Verzekeraars. De verwachting is dat het model bijdraagt aan betere verzekerbaarheid van (ex-)patiënten.
lees verderEvaluatie gebruik en impact genprofieltest bij vroege borstkanker in Nederland

De genprofieltest wordt in Nederland zowel binnen als buiten de kaders van de richtlijn Mammacarcinoom ingezet. Dat concluderen Kay Schreuder (IKNL, UTwente) en collega’s aan de hand van onderzoek met data uit de Nederlandse Kankerregistratie. In alle klinische risicocategorieën werd een meerderheid van de patiënten ingedeeld in een genomisch laag of intermediair risicoprofiel en was de naleving van het resultaat van de genprofieltest hoog. In geval van een discrepantie tussen het genomisch en klinisch risico, werden de patiënten behandeld in overeenstemming met de uitslag van de test. De onderzoekers signaleren dat het gebruik van de genprofieltest heeft geleid tot een afname van het gebruik van chemotherapieën.
lees verderVariatie in extra dosis bestraling bij borstsparende behandeling in Nederland
De variatie in het geven van een extra dosis radiotherapie is bij patiënten met invasieve borstkanker gedaald na herziening van de landelijk richtlijn Mammacarcinoom in 2011. Bij patiënten met niet-invasieve borstkanker (ductaal carcinoom in situ; DCIS) bleef deze variatie wel aanwezig. De waargenomen variatie bij patiënten met DCIS kan volgens Kay Schreuder (IKNL, University of Twente) en collega’s niet volledig worden verklaard op basis van tumor- en patiëntkenmerken en/of kenmerken van behandelcentra. De onderzoekers achten het waarschijnlijk dat persoonlijke voorkeuren binnen de behandelcentra de oorzaak zijn van deze variatie.
lees verderVerminderde arbeidsparticipatie 5 tot 10 jaar na borstkanker nog aanwezig
Werkgerelateerde factoren, zoals ondersteuning ervaren op het werk, werken naar eigen vermogen of mogelijkheid om werkuren aan te passen, hangen bij overlevenden van borstkanker 5 tot 10 jaar na diagnose nog steeds samen met beperkte werkparticipatie, terwijl klinische factoren hierbij geen significante rol lijken te spelen. Dat blijkt uit een cross-sectionele studie van Sietske Tamminga (Amsterdam UMC) en collega’s. Volgens de onderzoekers kunnen nog te ontwikkelen werkgerelateerde interventies mogelijk bijdragen aan het voorkomen of beperken van deze effecten. Hierbij kan gedacht worden aan hulpmiddelen voor werkgevers, ondersteuning van zorgprofessionals tijdens het gehele zorgtraject en instrumenten voor huisartsen.
lees verderCorrelatie tussen volledige tumorrespons en afwezigheid okselmetastasen

Het bereiken van een volledige pathologische respons in de borst na neoadjuvante systemische therapie hangt sterk samen met de afwezigheid van metastasen in de okselklieren ten tijde van de operatie bij patiënten met klinisch negatieve lymfeklieren; vooral bij de subtypes ER+HER2+, ER-HER2+ en triple negatieve borstkanker. Dat blijkt uit onderzoek van Sanaz Samiei (Maastricht UMC) en collega’s met gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie. De uitkomsten van deze studie bieden aanknopingspunten voor toekomstig klinisch onderzoek om na te gaan of okselklieroperaties in de toekomst veilig achterwege kunnen blijven bij geselecteerde subgroepen patiënten.
lees verder