Vertraging in de behandeling van borstkanker na overdracht ander ziekenhuis
Bijna 5% van alle vrouwen met borstkanker in Nederland worden na diagnose overgedragen aan een ander ziekenhuis voor primaire chirurgie. Bij neo-adjuvante chemotherapie ligt dit aandeel op 25%. Onderzoek van Erik Heeg en collega’s met data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) toont aan dat deze overdrachten leiden tot vertraging. De grootste vertragingen (gemiddeld negen dagen) komen voor na overdrachten voor een borstamputatie met directe borstreconstructie. Hoewel er nog geen sluitend bewijs is gevonden, vermoeden de onderzoekers dat het ontbreken van deskundigheid en integratie van plastisch chirurgen in mammateams de meest waarschijnlijke verklaring is voor deze vertraging.
Het doel van deze studie was inzicht te verschaffen in de frequentie en omvang van ziekenhuisoverdrachten bij de zorg voor patiënten met borstkanker, om welk “type” patiënten het hierbij gaat en wat de impact van deze overdracht is op de tijd tot aan de start van de behandeling.
Opzet
De onderzoekers includeerden 41.413 patiënten met borstkanker afkomstig uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) die tussen 2014 en 2016 zijn gediagnosticeerd. Het aantal overdrachten tussen ziekenhuis van diagnose en ziekenhuis van eerste behandeling (operatie of neoadjuvante chemotherapie) werden bepaald. Ook analyseerden de onderzoekers factoren die een verandering van ziekenhuisoverdracht voorspelden. Om te corrigeren voor mogelijk verstorende behandelindicaties, werd gebruik gemaakt van ‘propensity score matching’. Ook werd de verstreken tijd tot aan de behandeling vergeleken bij patiënten met en zonder ziekenhuisoverdracht.
Resultaten
Uit de analyses blijkt dat 8,5% (n= 3.520) van alle geïncludeerde patiënten tussen diagnose en eerste behandeling werd overgedragen aan een ander ziekenhuis. Bij 4,9% van de patiënten (n= 2.029) vond deze overdracht plaats vóór primaire chirurgie en bij 24,8% (n= 10.270) vóór neoadjuvante chemotherapie. Vooral jonge patiënten (tot 40 jaar) en patiënten die een borstamputatie met directe borstreconstructie kregen, hadden meer kans om naar een ander ziekenhuis overgedragen te worden.
De samenhang tussen een borstamputatie met directe borstreconstructie en de kans op een ziekenhuisoverdracht bleef zichtbaar na toepassing van ‘propensity score matching’. Verder blijkt dat een ziekenhuisoverdracht na diagnose leidt tot aanzienlijke verlenging van de tijd tot aan de behandeling. Bij een borstsparende operatie nam deze toe met vijf dagen, bij een borstamputatie met zeven dagen, bij een borstamputatie met directe borstreconstructie negen dagen en bij neoadjuvante chemotherapie met één dag.
Conclusies en nabeschouwing
Erik Heeg en collega’s concluderen dat bijna 5% van alle Nederlandse patiënten met borstkanker na diagnose wordt overgedragen aan een ander ziekenhuis voor primaire chirurgie. Bij neoadjuvante chemotherapie gaat het om 25% van alle patiënten met borstkanker. Deze bevindingen suggereren dat met name patiënten die overgedragen worden voor primaire chirurgie het risico lopen extra vertraging te ondervinden ten gevolge van deze overdracht.
Hoewel er op nationaal en internationaal niveau grote variatie bestaat tussen ziekenhuizen in het toepassen van directe borstreconstructies, kan het grotere aandeel overdrachten voor een mastectomie met directe borstreconstructie in Nederland volgens de onderzoekers niet volledig worden verklaard door een gebrek aan chirurgische expertise. Ook het type directe borstreconstructie biedt hiervoor geen verklaring, omdat het aantal ziekenhuisoverdrachten vergelijkbaar was tussen de verschillende soorten directe borstreconstructies.
In een eerdere studie is al aangetoond dat de variatie in het gebruik van directe borstreconstructies in Nederland evenmin kan worden verklaard op basis van de samenwerking tussen ziekenhuizen en slechts ten dele op basis van ziekenhuisfactoren. De onderzoekers achten het waarschijnlijk dat ontbreken van beschikbare deskundigheid en integratie van plastisch chirurgen in het mammacareteam een verklaring zijn voor het krijgen van een directe borstreconstructie. Door het ontbreken van informatie over het aantal plastisch chirurgen in ziekenhuizen kon dit niet meegenomen worden in de analyses.
- Heeg E, Schreuder K, Spronk PER, Oosterwijk JC, Marang-van de Mheen PJ, Siesling S, Peeters MTFDV; NABON Breast Cancer Audit. ‘Hospital transfer after a breast cancer diagnosis: A population-based study in the Netherlands of the extent, predictive characteristics and its impact on time to treatment’. Eur J Surg Oncol. 2019 Apr;45(4):560-566.
- Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl