Nieuws
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
De tumorgrootte op het moment van diagnose is de belangrijkste voorspeller voor een volledige pathologische respons na neoadjuvante chemotherapie bij invasieve borstkanker. Die conclusie staat te lezen in een studie van Briete Goorts (Maastricht UMC) en collega’s, waarin het effect is onderzocht van de tumorgrootte (klinisch tumorstadium) na behandeling met neoadjuvante chemotherapie op volledige pathologische respons. Patiënten met een kleinere tumorgrootte vertonen een significant hogere kans op een volledige pathologische respons dan patiënten met een grotere tumor, onafhankelijk van de HER2-status, oestrogeen- en progesteronreceptorstatus. Verder hangt een volledige pathologische respons samen met een 20% hogere ziektevrije en algehele 5-jaarsoverleving.
De mate van expressie van oestrogeen- en/of progesteronreceptoren is zeer waarschijnlijk geen verstorende factor in studies naar de cytostaticagevoeligheid van invasief lobulair carcinoom en invasief ductaal carcinoom. Uit een studie met NKR-data door Wilfred Truin (Máxima Medisch Centrum Veldhoven) en collega’s blijkt namelijk dat bij patiënten met een positieve oestrogeen- en/of progesteronreceptorstatus de mate van expressie van deze receptoren niet verschilt tussen invasief lobulair carcinoom of invasief ductaal carcinoom. Volgens de onderzoekers is dit extra bewijs dat het histologische subtype van deze borsttumoren een belangrijke rol dient te spelen bij de besluitvorming rond het gebruik van chemotherapie bij deze patiënten.
lees verderOnderzoek van Máxima Medisch Centrum, IKNL en Maastricht UMC+ naar de behandeling van lobulair mammacarcinoom wijst uit dat er bij deze tumorsoort vaker voor een borstamputatie wordt gekozen dan bij het vaker voorkomende ductaal carcinoom in situ. Het onderzoek van promovendus en chirurg-oncoloog Wilfred Truin toont daarnaast aan dat ook het toedienen van chemotherapie (naast hormoontherapie) na de operatie bij dit type borsttumor vaak geen meerwaarde lijkt op te leveren in termen van levensverwachting. Hij vergeleek de behandelwijze van twee typen borstkanker met elkaar en concludeert dat er specifiekere behandelprotocollen nodig zijn.
lees verderEr bestaat grote variatie tussen ziekenhuizen in Nederland bij het gebruik van directe borstreconstructies na mastectomie, zowel bij patiënten met invasieve borstkanker als bij ductaal carcinoom in situ. Zelfs na correctie voor verschillen in patiënt- en tumorkenmerken blijven deze variaties zichtbaar. Dat blijkt uit een studie van Annelotte van Bommel (LUMC) en collega’s van Erasmus MC, IKNL, Diakonessenhuis Utrecht, NKI-AvL, DBCA, UMC Groningen en UT Twente. De studie omvat data uit alle Nederlandse ziekenhuizen van in totaal 16.953 vrouwen die tussen 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 een mastectomie kregen. Hoewel de onderzoekers diverse factoren vonden, gaven deze nog geen sluitende verklaring voor de waargenomen variatie.
Voor deze studie selecteerden de onderzoekers patiënten die tussen 1 januari 2011 en 31 december 2013 gediagnosticeerd zijn en een borstamputatie kregen vanwege primaire, invasieve borstkanker of ductaal carcinoom in situ. De selectiedata waren afkomstig van de Audit Breast Cancer van het Nationaal Borstkanker Overleg Nederland (NABON).
Er is geen overtuigend bewijs dat het gebruik van propranolol of andere niet-selectieve bètablokkers leidt tot betere overlevingskansen voor patiënten met borstkanker. Die conclusie trekt een internationale groep onderzoekers uit België, Denemarken, Nederland, Engeland, Ierland, Noord-Ierland, Schotland en Zweden aan de hand van data van ruim 133.000 patiënten. Namens Nederland waren Pauline Vissers (IKNL) en Myrthe van Herk-Sukel (PHARMO) betrokken bij dit onderzoek. Het gaat om de grootste studie ooit uitgevoerd naar het gebruik en effect van propranolol bij de behandeling van patiënten met borstkanker.
Op 30 januari 2017 presenteren onderzoekers van Erasmus MC, IKNL en Universiteit Twente de resultaten van hun onderzoek naar de behandeling van patiënten met borstkanker zonder uitzaaiingen. Ze concluderen dat een deel van de patiënten in de toekomst mogelijk meer baat heeft bij borstsparende therapie. Dit onderzoek bouwt voort op eerder onderzoek. Nu werd echter ook gekeken naar doodsoorzaken en naar subgroepen, bijvoorbeeld patiënten met bijkomende ziekten.
lees verderPatiënten met stadium T1-2N2 borstkanker die borstsparende chirurgie aangevuld met radiotherapie krijgen, hebben een algehele, relatieve en afstandsmetastasevrije 10-jaarsoverleving die minstens gelijk is aan die van patiënten die mastectomie en radiotherapie kregen. Die conclusie trekken Marissa van Maaren (IKNL) en collega’s op basis van de eerste population-based studie naar het resultaat van beide behandelopties in deze specifieke patiëntengroep. De onderzoekers benadrukken dat deze uitkomst voorzichtig geïnterpreteerd dient te worden, maar geven tevens aan dat deze bevinding aansluit bij een eerdere studie gepubliceerd in The Lancet Oncology. Ze adviseren arts en patiënt om samen tot een goed besluit te komen, waarin de risico's en voordelen van beide behandelopties worden meegewogen.
lees verderVanaf 2017 voert IKNL de monitor bevolkingsonderzoek borstkanker uit, in opdracht van het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CvB) van het RIVM. IKNL heeft de opdracht verkregen via een Europese aanbesteding. Hiermee is een eind gekomen aan een tijdperk van 25 jaar monitoren door de huidige partij: het Landelijk Evaluatie Team voor Bevolkingsonderzoek Borstkanker (LETB) van het Erasmus MC. Het LETB blijft wel de landelijke evaluatie verzorgen voor het bevolkingsonderzoek borstkanker.
lees verder