Nieuws
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
Het gebruik van radiotherapie bij patiënten met borstkanker is in Nederland tussen 2011 en 2015 toegenomen van 64% naar 70%. Deze stijging hangt voornamelijk samen met een toename van het aantal patiënten dat wordt bestraald na een mastectomie, concluderen Kay Schreuder (IKNL, Universiteit Twente, NABON) en collega’s. Wanneer naar de toepassing van radiotherapeutische behandelingen wordt gekeken, dan blijkt dat na een borstsparende operatie bijna alle patiënten (97,3%) radiotherapie krijgen tegenover iets meer dan een kwart (26,1%) na een mastectomie. Bij zowel borstsparende chirurgie als mastectomie hangt een lagere leeftijd en diagnose van een ER+-tumor samen met een hogere inzet van radiotherapie.
lees verderHet gebruik van gestandaardiseerde, gestructureerde verslagen door pathologen draagt bij aan verbetering van de zorg voor patiënten met darmkanker. Dat concluderen Caro Sluijter (Radboudumc, PALGA) en collega’s op basis van een studie met gegevens van bijna 73.000 patiënten. De gestandaardiseerde pathologieverslagen waren vollediger en van hogere kwaliteit vergeleken met traditionele pathologieverslagen. Dit heeft volgens de onderzoekers significante effecten op het geven van adjuvante therapie en de uitkomsten van behandeling, vooral bij patiënten met stadium II darmkanker met een hoog risico.
lees verderOudere patiënten (75+) met stadium I-II niet-kleincellige longkanker (NSCLC) krijgen in vergelijking met jongere patiënten (65 tot 74 jaar) minder vaak een chirurgische behandeling, maar juist vaker stereotactische radiotherapie, conventionele radiotherapie of de beste ondersteunende zorg. Elisabeth Driessen (VieCuri MC) en collega’s tonen met behulp van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) aan dat de langetermijnsoverleving na chirurgie superieur is ten opzichte van stereotactische radiotherapie na correctie voor prognostische factoren. Echter, ook dan blijft de algehele overleving van patiënten van 75 jaar of ouder slechter vergeleken met jongere patiënten.
lees verderMultimodale prehabilitatieprogramma’s, inclusief intensieve training, zijn haalbaar, veilig en effectief bij patiënten met dikkedarmkanker. Dat blijkt uit de resultaten van een pilotstudie van Stefan van Rooijen (Máxima Medisch Centrum, Veldhoven) en collega’s. Interventies lijken het meest succesvol als deze worden gecombineerd en afgestemd op de behoeften van individuele patiënten. Dat biedt patiënten de mogelijkheid om het eigen gedrag te veranderen en de behandeling te ondersteunen. Een voorwaarde voor het slagen van prehabilitatie is dat alle betrokken medische en paramedische disciplines en het ziekenhuisbestuur achter deze aanpak staan. Dit vergt goede planning, interdisciplinaire coördinatie en flexibiliteit.
Patiënten met gevorderde eierstokkanker hebben een langere overleving na behandeling met neoadjuvante chemotherapie in combinatie met optimale cytoreductieve chirurgie vergeleken met patiënten na incomplete cytoreductieve chirurgie. De gunstigste overlevingsresultaten worden waargenomen bij patiënten zonder macroscopische restziekte. De overleving van deze vrouwen is vergelijkbaar met patiënten na primaire cytoreductieve chirurgie. Dit concluderen Maite Timmermans en collega’s op basis van een uitgebreide literatuurstudie. De vraag is echter in welke mate optimale chirurgie bijdraagt aan een langere overleving in vergelijking met suboptimale chirurgie.
lees verderHet volledig elimineren van ongemeten (mogelijk verstorende) factoren blijft lastig bij observationele studies. Om die reden zijn volgens Marissa van Maaren (IKNL) en collega’s geen harde conclusies mogelijk over het oorzakelijk verband tussen borstsparende therapieën of borstamputaties en de afstandsmetastasevrije 10-jaarsoverleving van patiënten met primaire borstkanker (stadium T1-2N0-1). Dit betekent níet dat de uitkomsten van observationele studies minder informatief zijn, aangezien gerandomiseerde, klinische trials evenmin antwoord geven op alle vragen. De kracht ligt juist in het combineren van de resultaten, aldus de onderzoekers.
lees verderBij patiënten met een laag stadium (FIGO I) van hooggradige eierstokkanker leidt een optimale stadiëringsoperatie in combinatie met adjuvante chemotherapie tot zowel een langere recidiefvrije overleving als algehele overleving. Dat is een belangrijke bevinding, concluderen Juliëtte van Baal (NKI-AvL) en collega’s, omdat er in Nederland tot dusver geen consensus was over de toegevoegde waarde van adjuvante chemotherapie bij deze patiënten. Volgens de onderzoekers dienen de uitkomsten van dit onderzoek betrokken te worden bij het gezamenlijke besluitvormingsproces tussen arts en patiënt.
lees verderEr bestaat aanzienlijke regionale variatie in Nederland bij de behandeling van patiënten met gevorderde epitheliale eierstokkanker. Ook zijn er significante verschillen tussen de regio’s in het bereiken van complete debulking (afwezigheid van macroscopische restziekte), ongeacht de volgorde van de behandeling. Dat blijkt uit onderzoek van Maite Timmermans (IKNL) en collega’s met data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De waargenomen variatie leidt tot verschillen in de overleving van optimaal behandelde patiënten, hoewel deze variatie niet zichtbaar was in de gehele populatie. In afwachting van de uitkomsten van lopende trials doen de onderzoekers een aantal suggesties ter verbetering van chirurgische behandelingen.
lees verder