Nieuws
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
Op 28 april 2016 verscheen er een reactie op het artikel van Saadatmand et al. (Ned Tijdschr Geneeskd. 2016;160:A9800). Dit artikel heeft als hoofdboodschap dat ook in de huidige tijd van geavanceerde therapieën het stadium van borstkanker bij diagnose een belangrijke rol speelt in de overleving. Tevens wordt in dit artikel de bevinding beschreven dat borstsparende therapie gunstiger lijkt dan borstamputatie, waarbij de limitaties van observationale studies duidelijk worden genoemd.
De reactie van Liefers en Bastiaannet richt zich verrassend genoeg vooral op een andere studie: Borstsparende therapie versus mastectomie (van Maaren et al.) die tijdens het San Antonio Breast Cancer Symposium (SABCS) in december 2015 werd gepresenteerd. De NTvG-lezer kan dit commentaar op dit moment niet volledig in perspectief plaatsen, omdat deze studie nog niet is gepubliceerd. Vooruitlopend op de publicatie in Lancet Oncology geven de auteurs daarom een inhoudelijke reactie om duidelijkheid te creëren.
De Taskforce Oncologie richt zich de komende periode op een aantal specifieke thema’s om de vorming van tumorspecifieke Comprehensive Cancer Networks (CCN’s) verder te stimuleren. CCN’s zijn samenwerkingsverbanden tussen zorgaanbieders in de eerste, tweede en derde lijn, gericht op het verlenen van hoogwaardige oncologische zorg in een regio. Deze netwerken zijn cruciaal met het oog op realisatie van toekomstbestendige oncologische zorg in Nederland. Ze waarborgen namelijk dat patiënten - ongeacht hun entreepunt in de zorg - optimale oncologische zorg ontvangen.
lees verderIn Nederland krijgen 14.000 patiënten per jaar te horen dat ze een zeldzame vorm van kanker hebben. Omgerekend komt dat neer op 17% van de totale incidentie van kanker in Nederland. Dat blijkt uit het proefschrift ‘Surveillance of rare cancers’ waarop IKNL-onderzoeker Jan Maarten van der Zwan 20 mei 2016 promoveerde aan de Universiteit Twente. Van de 260 gedefinieerde vormen van kanker trof hij 223 (86%) zeldzame vormen aan in Nederland. In Europa gaat het om gemiddeld 541.000 nieuwe patiënten per jaar. Volgens de promovendus onderstrepen deze bevindingen voor het eerst de omvang van zeldzame kanker in Europa, maar ook dat onderzoek naar deze zeldzame vormen van kanker mogelijk is door internationale samenwerking en uitwisseling van data.
lees verderHet aandeel locoregionale recidieven onder jonge vrouwen met een vroeg stadium van borstkanker is tussen 2003 en 2008 gedaald tot een relatief laag niveau. Hoewel een langere follow-up nodig is, geven de resultaten van deze studie belangrijke inzichten in het ontstaan van recidieven bij deze jonge patiënten bij wie het risico in enkele subgroepen verhoogd was in verband met de aanwezigheid van meer agressieve biomarkersubtypen. Dat schrijven Kim Aalders (Diakonessenhuis, Utrecht) en collega’s in de Journal of Clinical Oncology. Vanwege de observationele studieopzet dienen de uitkomsten van dit onderzoek met zorg geïnterpreteerd te worden, aangezien de mogelijkheid van verstorende indicaties niet helemaal zijn uit te sluiten.
lees verderDe wachttijd vanaf de diagnose tot aan de behandeling heeft geen invloed op de langetermijnuitkomsten bij patiënten met slokdarmkanker die een in opzet curatieve behandeling krijgen bestaande uit neo-adjuvante therapie gevolgd door chirurgie of uitsluitend primaire chirurgie. Dat concluderen Els Visser (UMCU) en collega’s in een publicatie in Surgical Oncology. Deze bevinding slaat alleen op de wachttijd ín het ziekenhuis en niet op de totale wachttijd die aanvangt bij de eerste symptomen, bezoek aan de huisarts en vervolgens afspraak voor een endoscopie in het ziekenhuis. Deze totale wachttijd kan nog steeds invloed hebben op de langetermijnresultaten bij de behandeling van patiënten met slokdarmkanker.
lees verderTussen 1991 en 2010 is het aantal patiënten met mondholtekanker in Nederland met 1,2% per jaar toegenomen. Dat blijkt uit een onderzoek van Boukje van Dijk (IKNL) en collega’s dat verschenen is in de International Journal of Cancer. De stijging van mondholtekanker was groter bij vrouwen; bij laag stadium (I) en bij hoog stadium (IV) tumoren; en voor tong- en tandvleeskanker. Chirurgie maakte bij 77% van de mondholtekankers deel uit van de behandeling; het aandeel patiënten dat uitsluitend een operatie kreeg, steeg vooral bij stadium I en III. De relatieve 5-jaarsoverleving van patiënten met mondholtekanker nam toe van 57% in 1991-1995 naar 62% in 2006-2010.
lees verderPatiënten die na behandeling van hoofd-halskanker een vroeg stadium van een tweede, primaire longkanker ontwikkelen, krijgen in Nederland steeds vaker radiotherapie aangeboden. Het aandeel chirurgie nam bij deze patiënten tussen 1997 en 2011 juist af. Dat blijkt uit onderzoek van Alex Louie (VUmc), Ronald Damhuis (IKNL) en collega’s. Uit analyses blijkt dat er ná 2005 geen verschil in algemene overleving werd gezien tussen chirurgie en radiotherapie. Dit wijst er op dat beide behandelmogelijkheden na 2005 even effectief zijn. Volgens de onderzoekers ondersteunen de resultaten het idee dat een radicale behandeling overwogen moet worden bij een vroeg stadium van een tweede, primaire longkanker na hoofd-halskanker.
lees verderAdjuvante chemotherapie bij patiënten met hoog-risico stadium II dikkedarmkanker lijkt alleen bij patiënten met een pathologische T4 (pT4) geassocieerd te zijn met een betere overleving. Voor de andere hoog-risicofactoren (slecht of ongedifferentieerde tumoren, een spoedoperatie of minder dan tien onderzochte lymfeklieren) is geen verband gevonden tussen adjuvante chemotherapie en toename van de overleving. Dat blijkt uit een studie van Sarah Verhoeff (Jeroen Bosch Ziekenhuis) en collega’s. De onderzoekers stellen voor om de risicofactoren bij stadium II dikkedarmkanker te herzien, zodat een adequate selectie van patiënten kan profiteren van adjuvante chemotherapie.
lees verder