Toename nefronsparende behandelingen bij kleine niertumoren in Nederland
Patiënten met kleine niertumoren (stadium T1, < 7 cm) worden in Nederland overwegend behandeld volgens de actuele richtlijnen. In vergelijking met een recente, Zweedse studie krijgen patiënten in ons land iets vaker een nefronsparende behandeling. In 2014 werd 67% van de Nederlandse patiënten met een T1a (< 4 cm) nefronsparend behandeld, van wie de overgrote meerderheid een partiële nefrectomie kreeg en een klein deel thermische ablatie. Een jonge leeftijd, een niet-centrale tumorlocatie en behandeling in een ziekenhuis met een hoog behandelvolume blijken samen te hangen met een hogere kans op een partiële nefrectomie versus een radicale nefrectomie.
Patiënten met kleine niertumoren worden al decennia behandeld met radicale nefrectomie. Echter, in de huidige richtlijnen wordt partiële nefrectomie aanbevolen vanwege het behoud van de nierfunctie en om het risico op cardiovasculaire comorbiditeiten te minimaliseren. Omdat de naleving van richtlijnen grotendeels onbekend is en tot dusver internationale vergelijkingen ontbreken om de kwaliteit van zorg te evalueren, voerden de onderzoekers een vooraf gedefinieerde richtlijnevaluatie met kwaliteitsindicatoren met betrekking tot de zorg van patiënten met nierkanker, stadium T1.
Studieopzet en resultaten
In de studie werden data van patiënten geïncludeerd die tussen 2010 en 2014 zijn gediagnosticeerd met klinisch stadium T1 nierkanker afkomstig uit de databank van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De trend in de tijd en variatie in behandeling werden beschreven. Factoren die samenhangen met partiële nefrectomie bij patiënten met stadium T1a en laparoscopische radicale nefrectomie bij T1b werden door middel van logistische regressieanalyses geëvalueerd.
De onderzoekers signaleerden een toename van het aantal nefronsparende behandelstrategieën bij patiënten met T1a (totaal n = 2.436). In 2014 kreeg 67% van deze patiënten een nefronsparende behandeling (62% partiële nefrectomie en 5% thermische ablatie). Een jonge leeftijd, een niet-centrale tumorlocatie en behandeling in een hoogvolume ziekenhuis hingen samen met een hogere kans op een partiële nefrectomie.
Hoewel nefronsparende behandelstrategieën ook bij patiënten met T1b niertumoren over de tijd genomen vaker werden toegepast, onderging in 2014 een meerderheid (70% n= 2.205) van deze patiënten een radicale nefrectomie, onafhankelijk van de leeftijd. Deze behandeling werd vooral laparoscopisch uitgevoerd. Een toenemende tumorgrootte, lokalisatie in de rechternier en behandeling in een universitair ziekenhuis hingen samen met een kleinere kans op het krijgen van een laparoscopische versus open chirurgie. Behandeling in een medisch centrum met een hoog behandelvolume hing samen met een grotere kans op laparoscopische, radicale nefrectomie.
Conclusie en discussie
Katja Aben en collega’s concluderen aan de hand van deze resultaten dat patiënten met kleine niertumoren in Nederland overwegend een behandeling krijgen volgens de actuele richtlijnen. Vergeleken met een recente studie in Zweden wordt bij deze patiënten in Nederland vaker een nefronsparende behandeling toegepast. In de discussie van het artikel geven de onderzoekers een aantal mogelijke verklaringen voor de lagere kans op het krijgen van een laparoscopische, radicale nefrectomie in academisch ziekenhuizen in vergelijking met topklinische en perifere ziekenhuizen.
-
Aben KK, Osanto S, Hulsbergen-van de Kaa CA, Soetekouw PM, Stemkens D, Bex A.: ‘Adherence to guideline recommendations for management of clinical T1 renal cancers in the Netherlands: a population-based study’.
-
Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl