Welke medicatie is beter bij cytoreductieve chirurgie en HIPEC-behandeling bij patiënten met colorectale synchrone peritoneale metastasen, mitomycine C of oxaliplatin? Checca Bakkers (Catharina Ziekenhuis, Eindhoven) en collega’s concluderen op basis van NKR-data dat er geen significante verschillen zijn in de langetermijnoverleving na HIPEC met mitomycine C of oxaliplatin. Een unieke studie naar wereldwijd de meest gebruikte medicatie, mede mogelijk doordat alle centra in Nederland hetzelfde behandelprotocol hanteren.
Tussen ziekenhuizen in Nederland bestaat aanzienlijke variatie in het geven van voorbehandeling bij endeldarmkanker voorafgaand aan een eventuele operatie. Dat blijkt uit een studie van Tijmen Koëter (Radboudumc) en collega’s. Deze verschillen werden waargenomen in alle risicogroepen. In ziekenhuizen die vaak neoadjuvante chemoradiotherapie geven aan patiënten met hoogrisico endeldarmkanker, werd een verbeterde algehele overleving gevonden. De onderzoekers pleiten voor implementatie van regionale tumorbesprekingen en verder onderzoek naar deze variatie.
Er bestaat in Nederland aanzienlijke praktijkvariatie in het voorschrijven van zogeheten ‘dure geneesmiddelen’ (bevacizumab, cetuximab en panitumumab) die volgens de landelijke richtlijn behoren tot de standaardbehandeling van uitgezaaide dikkedarmkanker. Dit blijkt uit onderzoek van Lotte Keikes (Amsterdam UMC) en collega’s uitgevoerd in twintig willekeurig gekozen Nederlandse ziekenhuizen in de periode 2008 en 2015. De onderzoekers onderstrepen het belang van goede monitoring en meer openheid bij het (beargumenteerd) afwijken van richtlijnen.
Oudere patiënten (70+) met primair centraal zenuwstelsel lymfoom (PCNSL) die gecombineerde chemotherapie krijgen met methotrexaat en andere middelen, hebben een betere mediane 2-jaarsoverleving dan patiënten die uitsluitend radiotherapie of ondersteunende zorg krijgen. Desondanks blijft de overleving van deze patiënten slecht, zo concluderen Matthijs van der Meulen (Erasmus MC) en collega’s. Er zijn interventiestudies nodig om te evalueren welke patiënten baat hebben bij een intensieve of minder intensieve benadering.
Eerstelijnsbehandeling met rituximab-bevattende chemotherapie is effectief bij patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL), maar dit effect lijkt minder duidelijk bij tweedelijnsbehandeling van patiënten zónder signalen van rituximab-resistentie. Dat concluderen Lina van der Straten (IKNL, Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht) en collega’s op basis van population-based onderzoek.
Hoewel de variatie in het voorschrijven van FOLFIRINOX en nab-paclitaxel plus gemcitabine aan patiënten met gemetastaseerd ductaal pancreasadenocarcinoom in Nederland is gedaald, kreeg tussen 2007 en 2016 nog circa een kwart van de patiënten monotherapie met gemcitabine. Dat tonen Anouk Latenstein (Amsterdam UMC, locatie AMC) en collega’s aan met behulp van data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Zij pleiten voor een meer gestructureerde aanpak bij de implementatie van nieuwe middelen.
Trastuzumab en pertuzumab toevoegen aan de huidige standaard neoadjuvante chemoradiotherapie is een haalbare en veilige behandeloptie voor patiënten met HER2-positief slokdarmadenocarcinoom. Dat blijkt uit een fase-II-studie van Charlotte Stroes (Amsterdam UMC, AMC) en collega’s. Een HER2-blokkade lijkt dus een haalbare, veelbelovende behandeloptie. Met name patiënten met een 3+ overexpressie en patiënten met een Grb7-positieve tumor hebben potentieel de grootste kans op een betere overleving na toevoegen van deze middelen.
De incidentie van ductaal pancreasadenocarcinoom is tussen 1997 en 2016 toegenomen in Nederland. In deze periode verdubbelde het aandeel resecties, nam de sterfte na resectie af, en steeg het aandeel patiënten dat adjuvante of palliatieve chemotherapie kreeg. Echter, doordat een meerderheid van de patiënten uitsluitend ondersteunende zorg ontving, was de algehele overlevingsverbetering met circa drie weken verwaarloosbaar klein, aldus Anouk Latenstein (Amsterdam UMC) en collega’s.