Nieuws
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
De BOOG-studie Stop & Go vergeleek een onderbroken chemotherapieschema met een continu schema van acht opeenvolgende kuren voor uitgezaaide borstkanker. Op basis de resultaten van deze studie wordt een chemotherapie-vrije periode in de behandeling van patiënten met uitgezaaide borstkanker afgeraden. De effectiviteit van de eerstelijns chemotherapie nam af door het geven van een kleiner aantal chemotherapiekuren bij aanvang. Resultaten over de tweedelijnsbehandeling volgen binnenkort.
lees verderBij patiënten met uitgezaaide slokdarm- en maagkanker is een opmerkelijke heterogeniteit zichtbaar bij palliatieve eerstelijnsbehandelingen met systemische therapie in Nederland. Dat blijkt uit onderzoek van Willemieke Dijksterhuis (IKNL, Amsterdam UMC) en collega’s. Deze variatie is volgens de onderzoekers ongewenst, vooral als het gaat om ‘onconventionele’ behandelingen met drie verschillende middelen. Die leveren geen extra overlevingswinst op, maar wel meer toxiciteit. Daarom heeft chemotherapie met twee middelen de voorkeur. In toekomstige studies is meer aandacht nodig voor de kwaliteit van leven, prognostiek, selectie van patiënten en verdere personalisatie van behandelingen.
lees verderHet gebruik van chemotherapie is bij patiënten met vroeg stadium hormoonreceptorgevoelige borstkanker tussen 2013 - 2016 aanzienlijk gedaald, terwijl de inzet van genexpressieprofielen toenam. Dat blijkt uit een studie van Julia van Steenhoven (Diakonessenhuis, UMCU) en collega’s. De daling in chemotherapie trad op in een periode dat er geen wijziging plaatsvond in de landelijke richtlijn Borstkanker (2012). In internationale richtlijnen werd echter al voorzichtig geadviseerd om minder chemotherapie te geven aan geselecteerde patiënten (ER+/HER2-). Deze studie weerspiegelt de toenemende terughoudendheid tot het geven van aanvullende chemotherapie aan geselecteerde patiënten met een vroeg stadium van borstkanker.
lees verderEr bestaat in Nederland aanzienlijke variatie tussen ziekenhuizen als het gaat om de behandeling voor patiënten met borstkanker. Voorbeelden zijn verschillen in timing van chemotherapie (voor of na de operatie) en variatie in het bespreken van de mogelijkheid van een (directe) borstreconstructie. Deze variatie is niet geheel te verklaren door ziektekenmerken. Kelly de Ligt (IKNL, Universiteit Twente) onderzocht voor haar proefschrift of deze variatie het gevolg is van individuele voorkeuren van de patiënt of aanwijzingen bevat voor verbetering van de kwaliteit van zorg? Met name de informatievoorziening en gedeelde besluitvorming is vatbaar voor verbetering om de borstkankerzorg beter aan te laten sluiten op de persoonlijke wensen en behoeften van patiënten.
lees verderIn Nederland krijgen elk jaar circa 1.300 vrouwen de diagnose ‘eierstokkanker’. Hoewel de 5-jaarsoverleving van deze patiënten de afgelopen decennia is verbeterd, is de langetermijnoverleving helaas niet gestegen. Dat blijkt uit het proefschrift ‘Optimising patient selection to improve outcome in advanced ovarian cancer’, waarop Maite Timmermans vrijdag 30 augustus 2019 promoveert aan de Universiteit Maastricht. Daarin onderzocht ze allerlei factoren die mogelijk kunnen bijdragen of bijgedragen hebben aan verbetering van de uitkomsten van zorg, zoals centralisatie van chirurgie, ziekenhuisvolume, regionale variatie, prognostische factoren, behandelvolgorde, wachtperiode bij chemotherapie en optimalisering van patiëntenselectie.
lees verderCentralisatie van zorg bij kinderen met kanker hangt samen met een betere overleving. Dat concludeert een internationale groep onderzoekers, onder wie drie onderzoekers van IKNL, in de European Journal of Cancer. De onderzoekers analyseerden de gegevens van 4.415 kinderen en signaleren aanzienlijke verschillen per land in het aantal behandelcentra en in het behandelvolume per centrum. Opmerkelijk is dat deze verschillen niet alleen verklaard kunnen worden op basis van het aantal behandelingen in grote centra. Volgens de onderzoekers dient bij centralisatie ook rekening gehouden te worden met andere factoren, zoals multidisciplinaire teams, protocollen, audits en formele of informele netwerken.
lees verderChemo-immunotherapie met rituximab lijkt geen toegevoegde waarde te hebben als de tweedelijnsbehandeling van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL). Dat is de belangrijkste conclusie van het onderzoek dat Lina van der Straten (IKNL, Albert Schweitzer Ziekenhuis) presenteerde tijdens het 24e congres van de ‘European Hematology Association’ (EHA) in Amsterdam. Wel bevestigde het onderzoek de toegevoegde waarde van rituximab bij de eerste behandeling.
lees verderZes kuren R-CHOP lijken even effectief als acht kuren R-CHOP bij patiënten met stadium II-IV diffuus grootcellig B-cel-lymfoom (DLBCL). Dat blijkt uit een population-based onderzoek van Djamila Issa (Amsterdam UMC, Jeroen Bosch Ziekenhuis) en collega’s. Chemo-immunotherapie met R-CHOP is al bijna twee decennia de standaard eerstelijnsbehandeling voor patiënten met een diffuus grootcellig B-cel-lymfoom. Tot nu toe was het echter nog steeds onduidelijk of patiënten in de leeftijd van 18 tot 64 jaar met stadium II-IV DLBCL konden worden behandeld met zes kuren R-CHOP in plaats van acht kuren, zonder dat het de overleving nadelig beïnvloedt.
lees verder