Roken heeft geen invloed op prognose niet-spierinvasief blaaskanker
De rookgeschiedenis van patiënten is niet bruikbaar als leidraad voor klinische beslissingen bij de behandeling van niet-spierinvasieve blaaskanker. Dat concluderen Anne Grotenhuis en collega's op basis van onderzoek naar de invloed van enerzijds het rookgedrag, de intensiteit van het roken en het stoppen met roken op enig moment voor de diagnose en anderzijds het risico van een recidief en progressie van de ziekte. Deze uitkomst betekent niet dat adviezen om te stoppen met roken achterwege kunnen blijven, gelet op de ongunstige effecten van roken op onder meer hart- en vaatziekten en tweede primaire tumoren.
Het roken van sigaretten is de belangrijkste risicofactor voor blaaskanker. Het effect van roken op de terugkeer en progressie van de ziekte bij patiënten met niet-spierinvasieve blaaskanker is echter nog onduidelijk. In deze studie werd het effect geëvalueerd van rookgedrag, intensiteit van het roken en het tijdstip van het stoppen met roken op de prognose van niet-spierinvasieve blaaskanker.
Patiëntenpopulatie
Data van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) werd gebruikt voor het identificeren van patiënten die tussen 1995 en 2010 werden gediagnosticeerd met niet-spierinvasieve blaaskanker. Het historisch rookgedrag werd bij aanvang van de studie verkregen aan de hand van zelf-gerapporteerde vragenlijsten over de levensstijl. Gedetailleerde klinische gegevens over diagnose, behandeling en ziekteverloop werden retrospectief verzameld uit de medisch dossiers.
Het verband tussen de rookvariabelen en recidiefvrije en progressievrije overleving werd bestudeerd in 963 patiënten met primaire, niet-spierinvasieve blaaskanker met behulp van cumulatieve incidentiecurves en concurrerende risico regressie-analyses. De onderzochte populatie bestond uit 181 nooit-rokers (18,8%), 490 ex-rokers (50,9%) en 292 actieve rokers (30,3%) op het moment van diagnose.
Niet statistisch significant
Er werden geen statistisch significante verschillen of trends gevonden ten aanzien van het risico op een recidief (Ptrend = 0,47) of progressie (Ptrend = 0,23) tussen de drie onderzochte categorieën patiënten. Bovendien werd er binnen de groep van rokers géén verband waargenomen tussen de hoeveelheid gerookte sigaretten, de duur van het roken of de cumulatieve rookblootstelling en de prognose van niet-spierinvasieve blaaskanker.
Het tijdstip van het stoppen met roken (dat wil zeggen: het roken 10 jaar of langer voor diagnose beëindigd, of minder dan 10 jaar voor diagnose gestopt, versus actief roken bij diagnose) had geen significante invloed op het risico van een recidief (Ptrend = 0,31) of progressie van de ziekte (Ptrend = 0,19).
Conclusie
Anne Grotenhuis en collega's komen op basis van dit onderzoek tot de conclusie dat het rookgedrag, de intensiteit van het roken of beëindiging van het roken op elk moment voor de diagnose, het risico op een recidief en progressie van de ziekte niet lijkt te veranderen bij patiënten met niet-spierinvasieve blaaskanker. Met andere woorden: de rookgeschiedenis van deze patiënten is niet bruikbaar als leidraad voor klinische beslissingen. Dit betekent echter niet dat patiënten niet geadviseerd moeten worden om te overwegen om te stoppen met roken, gelet op de ongunstige effecten van roken op andere aandoeningen zoals hart- en vaatziekten en tweede primaire tumoren.
- Anne J. Grotenhuis, Cornelis W. Ebben, Katja K. Aben, J. Alfred Witjes, Alina Vrieling, Sita H. Vermeulen en Lambertus A. Kiemeney: ‘The effect of smoking and timing of smoking cessation on clinical outcome in non-muscle-invasive bladder cancer'