Nieuws
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
Selecteer een onderwerp in de filter, zoals een kankersoort, een behandelsoort of een onderzoeksdomein.
Het ziekenhuis waar de diagnose ‘slokdarmkanker’ wordt gesteld, heeft invloed op de behandeling en uiteindelijke overlevingskansen van deze patiënten. Uit onderzoek van Margreet van Putten (IKNL) en collega’s blijkt namelijk dat er een aanzienlijke variatie bestaat tussen het ziekenhuis van diagnose en de kans dat patiënten met curabele slokdarmkanker worden doorverwezen voor een curatieve behandeling. Om deze verschillen te verkleinen adviseren de onderzoekers alle patiënten te bespreken in multidisciplinaire overlegteams in aanwezigheid van ervaren slokdarmkankerspecialisten.
lees verderHet percentage ouderen dat een of meer medicatie-uitgiftes ontvangt gedurende het hele jaar voor de diagnose dikkedarmkanker, is hoger vergeleken met een controlegroep zonder kanker met vergelijkbare leeftijd en geslacht. Dit aandeel neemt verder toe tijdens de laatste drie maanden voorafgaand aan de kankerdiagnose, zo blijkt uit onderzoek van Felice van Erning (IKNL) en collega’s van onder meer MMC en PHARMO Institute. Het verhoogde medicatiegebruik bij ‘toekomstige’ patiënten is voornamelijk gerelateerd aan comorbiditeit(en), terwijl de medicatie-uitgiftes in de laatste maanden voor de kankerdiagnose voornamelijk gerelateerd lijken te zijn aan (symptoombestrijding van) dikkedarmkanker.
lees verderDe Werkgroep Gynaecologische Oncologie (WOG) heeft in samenwerking met IKNL de oorzaken van incomplete stadiëring bij eierstokkanker opgespoord. Hierbij is gebruik gemaakt van de PRISMA-methode. Het blijkt dat incomplete stadiëring voornamelijk wordt veroorzaakt doordat professionals niet overtuigd zijn van bepaalde aanbevelingen in de richtlijn ovariumcarcinoom. Het gaat hierbij om unilaterale in plaats van bilaterale lymfklierdissectie en het niet of gedeeltelijk afnemen van aanbevolen biopten. In overleg met betrokkenen zijn verbetervoorstellen opgesteld en naar de Commissie Richtlijnen Gynaecologische Oncologie (CRGO) gestuurd.
lees verderDigitale mammografie levert vergelijkbare aantallen screen-gedetecteerde kankers en intervalkankers op als de voorheen gebruikelijke analoge mammografie. Ook zijn er geen signalen van toename van laaggradig ductaal carcinoom in situ. Digitale mammografie kan echter na de eerste screening wel leiden tot een hoger aantal vrouwen dat wordt doorverwezen voor nader onderzoek en een lagere, positief voorspellende waarde. Dit concluderen Linda de Munck (IKNL) en collega’s in het British Journal of Cancer. De studie is gebaseerd op gegevens van ruim 900.000 mammogrammen van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker aangevuld met data van patiënten uit de NKR.
lees verderSinds de omschakeling van analoge naar digitale mammografie is het aantal vrouwen dat een herhaalde oproep kreeg vanwege dezelfde mammografische afwijking toegenomen. Dat blijkt uit een publicatie van Rob van Bommel (Catharina Ziekenhuis) en collega’s in European Radiology. Het risico op kanker was bij herhaalde oproepen voor en na de omschakeling naar digitale mammografie vergelijkbaar. Meestal vertonen deze kankers betere prognostische eigenschappen dan intervalkankers die tussen twee opeenvolgende screeningsronden worden ontdekt. Toch vinden de onderzoekers de stijging van het aantal herhaalde oproepen niet wenselijk, vanwege de lagere opkomst in de daaropvolgende screeningsronde.
lees verderSinds de introductie van de schildwachtklierprocedure en de vernieuwde TNM-classificatie in 2002 worden bij patiënten met invasief lobulair mammacarcinoom vaker geïsoleerde tumorcellen gediagnosticeerd dan bij patiënten met invasief ductaal carcinoom. Dat blijkt uit een studie van Wilfred Truin (Máxima Medisch Centrum) en collega’s. De klinische consequenties hiervan moeten worden onderzocht in aanvullend onderzoek. Volgens de auteurs kan dit mogelijk implicaties hebben voor het voorschrijven van adjuvante systemische therapieën in de klinische praktijk.
lees verderHet maken van een borst-MRI na neo-adjuvante chemotherapie is niet geschikt om achtergebleven tumorresten in de oksel te detecteren bij borstkankerpatiënten met positieve okselklieren. Dat blijkt uit onderzoek van Maarten Beek (Amphia Ziekenhuis, Breda) en collega’s. Een borst-MRI kan volgens de onderzoekers wel zinvol zijn om patiënten te identificeren met een laag risico op metastasen in de ARM-lymfeklieren. Deze benadering kan helpen bij het selecteren van een subgroep van cN+ patiënten bij wie het sparen van de ARM-lymfeklieren tijdens lymfeklierdissectie overwogen kan worden met als doel de kans op het ontstaan van lymfoedeem en andere arm- en schouderklachten te verkleinen.
lees verderHet aantal diagnoses van grootcellig neuro-endocrien longcarcinoom is de afgelopen jaren gestegen, met name stadium IV. Hoewel het metastatisch patroon en de overleving van patiënten met grootcellig neuro-endocrien longcarcinoom lijkt op die van kleincellig longcarcinoom, vertoont de behandelstrategie van vroege stadia van grootcellig neuro-endocrien longcarcinoom eerder overeenkomsten met die van plaveiselcelcarcinoom en adenocarcinoom. Dat blijkt uit een studie van Jules Derks (Maastricht UMC) en collega’s. Zij verwachten dat de zichtbaarheid van grootcellig neuro-endocrien longcarcinoom voor artsen in de nabije toekomst zal toenemen door aanpassing van de WHO-classificatie en diagnosecriteria.
lees verder