Het proefschrift van Anouk Rijken over buikvliesuitzaaiingen

Uitzaaiingen in het buikvlies: vooruitgang in behandeling, maar prognose blijft slecht

Ruim 3700 patiënten met kanker hebben jaarlijks te maken met uitzaaiingen naar het buikvlies (peritoneale metastasen). Zo'n 20 jaar geleden werd dit als een terminale ziekte beschouwd, zonder effectieve behandelopties. Tegenwoordig is er sprake van een meer proactieve houding vanwege meer beschikbare behandelopties, afhankelijk van de locatie van de primaire tumor. Daarmee ontstond ook een behoefte aan actuele epidemiologische gegevens. Deze staan gebundeld in het proefschrift van Anouk Rijken (Catharina Ziekenhuis / IKNL), die ze op 29 februari verdedigt aan de Universiteit van Maastricht.

De prognose van patiënten met peritoneale metastasen is anno 2024 nog steeds niet goed. Hoewel nieuwe behandelmogelijkheden de afgelopen decennia het licht zagen, komt niet iedereen voor deze behandeling in aanmerking. Dat komt bijvoorbeeld omdat er sprake is van te uitgebreide uitzaaiingen naar het buikvlies of uitzaaiingen naar andere organen. Peritoneale metastasen worden gevonden ten tijde van de primaire kanker diagnose (synchrone metastasen) of op een later moment, na de behandeling van de kanker zelf (metachrone metastasen).

 

Bij patiënten met peritoneale metastasen bevindt de primaire tumor zich het vaakst in de dikke darm, de alvleesklier of de maag of bij vrouwen in de eierstokken.

Darmkanker: toename incidentie 

In een van de hoofdstukken van haar proefschrift kijkt Rijken met collega's naar het voorkomen van synchrone en metachrone peritoneale metastasen bij darmkanker. Daaruit blijkt dat de incidentie is toegenomen, waarschijnlijk door meer bewustwording en betere diagnostische methoden.

Zie ook: Toename in incidentie buikvliesuitzaaiingen bij darmkankerpatiënten 

CRS-HIPEC: gelijke uitkomst bij metachrone en synchrone metastasen 

Sinds in 2003 in een trial de effectiviteit van behandeling met CRS-HIPEC is aangetoond (chirurgie, gevolgd door een spoeling van de buik met verwarmde chemotherapie) worden patiënten hier vaker mee behandeld. Rijken en collegas zagen echter dat nog steeds maar een klein deel van de patiënten behandeld wordt met de CRS-HIPEC. Patiënten met metachrone peritoneale metastasen werden vaker behandeld met CRS-HIPEC dan patiënten met synchrone peritoneale metastasen (16% vs. 8%). Dit komt mogelijk doordat metachrone peritoneale metastasen wellicht in een minder uitgebreid stadium worden gediagnosticeerd doordat ze standaard follow-up ontvangen na primaire chirurgie bij darmkanker. Synchrone peritoneale metastasen worden in het algemeen vaak ontdekt in een verder gevorderd stadium omdat klinische symptomen slechts bij een deel van de patiënten voorkomen en deze symptomen meestal pas op een laat moment aan het licht komen. Rijken zag met haar collega-onderzoekers echter geen verschil in ziektevrije en algehele overleving tussen patiënten met synchrone en metachrone peritoneale metastasen. De resultaten uit deze studie impliceren dat de timing van het ontwikkelen van peritoneale metastasen niet in acht hoeft te worden genomen bij het bepalen van de meest geschikte behandelstrategie en dat een vergelijkbare prognose mag worden verwacht voor patiënten met zowel synchrone als metachrone peritoneale metastasen.

Op basis van de artikelen die zijn beschreven in dit proefschrift, blijkt dat peritoneale metastasen een relevant deel van de kankerpatiënten treft. De incidentie van peritoneale metastasen varieert per primaire kankersoort. Metastasen naar het peritoneum komen veel voor bij kankersoorten in de buikholte, maar kunnen ook bij primaire kankersoorten buiten de buikholte optreden. De bevindingen in dit proefschrift kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen voor patiënten en het verbeteren van de uitkomsten. Daarnaast pleit Rijken voor verder onderzoek en inspanningen met betrekking tot het registreren en analyseren van data over peritoneale metastasen, om zo meer inzicht in deze ziekte te krijgen.

Medewerkers

Felice van Erning

portret Felice van Erning

senior onderzoeker

lees verder
Gerelateerd nieuws

Predictiemodellen geven inzicht bij behandeling van gevorderde eierstokkanker

arts spreekt met patiënt Bepaalde klinische en hematologische factoren, zoals het aantal bloedplaatjes, hebben invloed op de behandeling en overleving van vrouwen met gevorderde eierstokkanker (stadium IIB-IV). Dat blijkt uit de studies, uitgevoerd met data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR), waarop arts-onderzoeker Sherin Said vandaag promoveert aan het Radboudumc. Sherin Said ontwikkelde voorspellende modellen die de kans op vroegtijdig recidief en overleving van vrouwen met gevorderde eierstokkanker beter in kaart brengen. De modellen kunnen artsen helpen bij het personaliseren van behandelstrategieën en het verbeteren van patiëntvoorlichting. lees verder

Realworld-inzichten in behandeling en overleving van uitgezaaide darmkanker

figuratieve interpretatie van realworlddata over darmkanker in blauwtinten Nieuw onderzoek op basis van data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) laat zien dat uitkomsten bij uitgezaaide darmkanker in de dagelijkse praktijk aanzienlijk verschillen van wat uit klinische studies bekend is. Zo is de overleving van patiënten in de dagelijkse praktijk die behandeld zijn met systemische therapie veel lager in vergelijking met data uit klinische trials. Daarnaast blijken er verschillen te zijn in de behandeling van patiënten met synchrone versus metachrone uitzaaiingen. Deze realworld-inzichten bieden waardevolle input voor zorgverleners om patiënten beter te informeren over hun mogelijkheden en kansen. lees verder