Gegevens over buikvliesuitzaaiingen kunnen bijdragen aan follow-up na primaire chirurgie

Toename in incidentie buikvliesuitzaaiingen bij darmkankerpatiënten

De incidentie van buikvliesuitzaaiingen bij darmkankerpatiënten neemt toe, zowel in de synchrone als in de metachrone setting. Dat blijkt uit onderzoek van Robin Lurvink, Checca Bakkers en anderen, opgezet met patiëntgegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De bevindingen onderstrepen het belang van gerichte klinische trials en kunnen bijdragen aan een maatgerichte follow-up. Buikvliesuitzaaiingen komen, na uitzaaiingen in de lever, bij deze patiëntgroep het vaakst voor. 

Buikvliesuitzaaiingen werden in het verleden palliatief behandeld, maar sinds een trial in 2003 ook curatief perspectief bood, krijgen patiënten vaker een behandeling die gericht is op genezing. Daarmee neemt ook het belang van vroegtijdige herkenning en meer gerichte behandeling toe. Het ontbrak hierin echter aan een recent en betrouwbaar overzicht van patiëntgegevens met buikvliesuitzaaiingen na darmkanker. 

Toename incidentie

Het onderzoek includeerde alle patiënten die tussen 1 januari en 30 juni 2015 de diagnose darmkanker kregen. In de analyse keken de onderzoekers naar synchrone buikvliesuitzaaiingen (uitzaaiing tussen het moment van primaire diagnose en 90 dagen na tumorresectie) en metachrone buikvliesuitzaaiingen (uitzaaiingen na 90 dagen na tumorresectie of meer). Daarnaast brachten de onderzoekers factoren die samenhingen met de uitzaaiing in kaart.

Opvallende conclusie is dat de incidentie is toegenomen. In eerdere studies lag de incidentie van synchrone buikvliesuitzaaiingen op de 4,7 en 4,8% (over de jaren 1995-2011). Die incidentie is nu 5,5%. Bij metachrone uitzaaiingen nam de incidentie nog meer toe. Eerdere studies noemen een incidentie van 3,5 en 4,9% (jaren 1995-2008), nu is de cumulatieve 3-jaarsincidentie 5,7%. De toename ontstaat niet alleen doordat er meer patiënten met buikvliesuitzaaiingen zijn, ook de kennis en bewustwording is toegenomen. 

Associaties

Synchrone buikvliesuitzaaiingen waren geassocieerd met factoren als een mucineus of zegelringcelcarcinoom, een hoog tumorstadium (T4) en lymfeklieruitzaaiingen. Ook komen de buikvliesuitzaaiingen vaker voor als er ook sprake is van andere synchrone systemische uitzaaiingen. 

Ook metachrone buikvliesuitzaaiingen waren geassocieerd met dezelfde factoren. Daarnaast was de metachrone buikvliesuitzaaiing geassocieerd met een jongere leeftijd. De mediane tijd tot ontwikkeling van de buikvliesuitzaaiing was 14,8 maanden. 

Verbeterde follow up en opmaat voor trials 

Wanneer er synchrone systemische metastasen zijn (uitzaaiingen in andere organen), dan is er een grotere kans op buikvliesuitzaaiingen. De onderzoekers pleiten daarom voor een intensievere follow-up van de buikvliesholte bij patiënten die curatief zijn behandeld voor hun synchrone systemische metastasen. Daarnaast bieden de onderzoeksresultaten een opmaat voor klinische trials om buikvliesuitzaaiingen te voorkomen of sneller te detecteren na primaire chirurgie bij darmkanker in een vroeg stadium. 

Als het gaat om patiënten met hoogrisicotumoren lijkt adjuvante therapie het risico op buikvliesuitzaaiingen iets te reduceren. Toch is de incidentie van buikvliesuitzaaiingen onder deze patiëntgroep nog steeds significant hoger dan over het bredere onderzoekscohort. Ook deze gegevens kunnen bijdragen aan een meer maatgerichte follow-up na primaire chirurgie en het opzetten van klinische trials waarmee risico’s op uitzaaiingen gereduceerd kunnen worden of de uitzaaiing eerder wordt gevonden. 

Gerelateerd nieuws

Proefschrift: Trends en variatie in radiotherapie in Nederland

Nieuw IKNL-promotieonderzoek belicht het gebruik van radiotherapie bij kanker in Nederland Op 25 april promoveerde IKNL-onderzoeker Jelle Evers aan de Universiteit Twente op een onderzoek naar het gebruik van radiotherapie bij kanker in Nederland. Het onderzoek, uitgevoerd op basis van data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en in samenwerking met  de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO), biedt een diepgaand inzicht in het gebruik van primaire radiotherapie bij kanker. lees verder

Geen praktijkvariatie meer bij CRS-HIPEC-behandeling darmkanker

Er lijkt geen praktijkvariatie te zijn bij CRS-HIPEC Darmkankerpatiënten met beperkte uitzaaiingen in het buikvlies kunnen sinds twee decennia behandeld worden met chirurgie, gecombineerd met HIPEC (CRS-HIPEC). Waar enkele jaren geleden nog sprake was van praktijkvariatie, lijkt deze sinds 2016 verdwenen. Dat blijkt uit een studie van Roos van der Ven (IKNL) en collega’s, gepubliceerd in Annals of Surgical Oncology. lees verder