Incidentie, behandeling en overleving van zeldzame, vulvaire maligniteiten
Vrouwen die behandeld zijn vanwege een vulvair basaalcelcarcinoom ondervinden daarvan geen nadelig effect op hun overlevingskansen. De relatieve 5-jaarsoverleving van deze vrouwen is honderd procent en de incidentie is al jaren stabiel. Opmerkelijk is dat deze patiënten in de periode tussen 1989 en 2012 wel vaker een chirurgische behandeling kregen, zo blijkt uit een studie van onderzoekers van Radboud UMC in samenwerking met IKNL. De prognose van vrouwen met een vulvair melanoom is duidelijk slechter, maar hun overlevingskansen zijn in de loop van de tijd wel verbeterd.
In deze studie is onderzoek gedaan naar de trends in incidentie, behandeling en overleving van patiënten met een vulvair basaalcelcarcinoom of vulvair melanoom. Ook is een vergelijking gemaakt tussen de overleving van deze patiënten ten opzichte van patiënten met cutane melanomen. Voor dit onderzoek werden alle vrouwen geselecteerd uit de Nederlandse Kankerregistratie (n = 6.436) met een vulvaire maligniteit die tussen 1989 en 2012 zijn gediagnostiseerd.
De onderzoekers berekenden de gestandaardiseerde incidentie, de geschatte jaarlijkse procentuele verandering (EAPC) en de relatieve 5-jaarsoverleving voor basaalcelcarcinomen (BCC) en melanomen. Patiënten met vulvaire melanomen werden vergeleken met vrouwen met cutane melanomen voor wat betreft periode van diagnose, leeftijd, Breslow-dikte, tumorulceratie, lymfeklierstatus en afstandsmetastasen. De verschillen in overleving werden geëvalueerd met behulp van Kaplan-Meier-curves en een log-rank-test.
Incidentie en overleving
Van de geïncludeerde vrouwen waren 489 gediagnosticeerd met een vulvair basaalcelcarcinoom en 350 met een vulvair melanoom. De geschatte jaarlijkse procentuele verandering in incidentie van melanomen was 0,2% en 1,1% voor basaalcelcarcinomen. In de periode 2005-2012 kreeg 95% van de patiënten met een vulvair basaalcelcarcinoom een chirurgische behandeling tegenover 86% tussen 1989 en 2006. Van de patiënten met een basaalcelcarcinoom kreeg 45% een behandeling in een gespecialiseerd ziekenhuis. Bij patiënten met een melanoom was dat 79%.
De relatieve 5-jaarsoverleving voor patiënten met vulvair basaalcelcarcinoom was honderd procent. Bij patiënten met een vulvair melanoom steeg de overleving tussen 1989-1999 van 37% (95% betrouwbaarheidsinterval 28-47%) naar 45% in de periode 2000-2012 (95% betrouwbaarheidsinterval 37-54%). Vijf jaar na diagnose was de overleving van vrouwen met vulvair melanoom 15% lager in vergelijking met patiënten met een cutaan melanoom (p = 0,002).
Conclusies
N. Pleunis en collega’s concluderen op basis van deze studie dat de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van vulvair basaalcelcarcinomen stabiel is en geen invloed heeft op de overleving. Verder blijkt dat patiënten met een vulvair basaalcelcarcinoom over de tijd genomen vaker een chirurgische behandeling kregen. De prognose van patiënten met een vulvair melanoom is duidelijk slechter vergeleken met vrouwen met een cutaan melanoom. Tussen 1989 en 2012 zijn de overlevingskansen van patiënten met vulvair melanoom wel verbeterd.
Volgens de onderzoekers kunnen de meeste verschillen in overleving tussen vulvaire en cutane melanomen worden verklaard aan de hand van reeds bekende, prognostische factoren. Circa 15% van het overlevingsverschil is echter niet verklaarbaar aan de hand van de prognostische factoren die in deze studie zijn meegenomen. Dit duidt erop dat vulvair en cutaan melanoom zich anders gedragen.
-
Pleunis N, Schuurman MS, Van Rossum MM, Bulten J, Massuger LF, De Hullu JA, Van der Aa MA: ‘Rare vulvar malignancies; incidence, treatment and survival in the Netherlands’.
-
Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl