Meer onderzoek nodig naar chemotherapie oudere alvleesklierkankerpatiënten

Ondanks een toename van het gebruik van chemotherapie bij jongere patiënten (tot 75 jaar) met niet-geopereerde en niet-uitgezaaide alvleesklierkanker (NR-M0), was er tussen 2006  en 2014 nauwelijks verbetering in de algehele overleving van deze patiënten. Uit onderzoek van Lydia van der Geest (IKNL) en collega’s blijkt dat dit onder meer samenhangt met de gevorderde leeftijd van de meeste patiënten (52% was ouder dan 75 jaar). Verder bleef het gebruik van chemotherapie over het algemeen zeldzaam. Toekomstig onderzoek zou daarom gericht moeten zijn op de vraag of een ruimere inzet van chemotherapie kan bijdragen aan verbetering van de overleving van deze groep patiënten met alvleesklier.

Niet-geopereerde en niet-uitgezaaide alvleesklierkanker (NR-M0) omvat zowel patiënten met lokaal gevorderde alvleesklierkanker als patiënten die geen resectie kregen vanwege een slechte gezondheidstoestand. In deze studie zijn landelijke trends onderzocht van kenmerken, behandeling en overleving van patiënten met NR-M0 alvleesklierkanker.

Opzet en resultaten 

De onderzoekers selecteerden voor deze studie gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) van alle patiënten die tussen 2006 en 2014 zijn gediagnosticeerd met alvleesklierkanker [(adeno)carcinoom]. Van de 18.234 geïncludeerde patiënten had 33% (n= 5.964) NR-M0 alvleesklierkanker. Vervolgens evalueerden zij de trends van het gebruik van chemotherapie en de algehele overleving gedurende drie jaar in twee leeftijdsgroepen met behulp van de Chi-kwadraattoets en proportionele Cox-regressieanalyse.

Uit de analyses blijkt dat het aandeel patiënten met NR-M0 alvleesklierkanker in de loop van de tijd steeds kleiner is geworden met respectievelijk 38%, 33% en 28% in opeenvolgende perioden van telkens drie jaar. Van de 5.964 patiënten met NR-M0 was 52% ouder dan 75 jaar, kreeg 16% chemotherapie en lag de mediane algehele overleving op 5,1 maanden. Het gebruik van chemotherapie nam in de loop van de tijd toe van 23% naar 36% bij patiënten jonger dan 75 jaar en van 3% tot 4% bij patiënten van 75 jaar en ouder.

Een multivariabele overlevingsanalyse toonde aan dat een oudere leeftijd, lage sociaaleconomische status (SES), een niet-pathologisch bevestigde kanker, stadium II-III ziekte en diagnose tijdens eerdere jaren van de onderzoeksperiode onafhankelijk samenhingen met een slechtere algehele overleving. De leeftijd van patiënten die chemotherapie kregen, nam toe in de tijd (mediaan 62-66 jaar) en de mediane, algehele overleving van de behandelde patiënten was 10,4 maanden zonder significante verschillen tussen tijdsperioden of leeftijdsgroepen.

Conclusies 

Lydia van der Geest en collega’s concluderen dat, ondanks een toename van 50% in het gebruik van chemotherapie binnen de jongere groep patiënten (tot 75 jaar) met NR-M0 alvleesklierkanker, de algehele overleving van deze patiënten slecht bleef tussen 2006 en 2014. Dit hangt deels samen met de gevorderde leeftijd van de meeste patiënten.

Bij 60% van de NR-M0-patiënten ging het om stadium I-II alvleesklierkanker en van wie 68% 75 jaar of ouder was. Over het geheel genomen bleef de inzet van chemotherapie bij deze oudere patiënten zeldzaam. In toekomstig onderzoek zou daarom onderzocht moeten worden of een ruimere inzet van chemotherapie kan bijdragen aan verbetering van de overleving in relatie tot de leeftijdsafhankelijke morbiditeit. Nauwkeurige identificatie van een slechte gezondheidstoestand is van het grootste belang voor optimale besluitvorming.

Nabeschouwing

In de nabeschouwing wijzen de onderzoekers op een aantal beperkingen van deze retrospectieve studie, waaronder het ontbreken van een volledig beeld van het aantal oudere patiënten met alvleesklierkanker. Hierdoor is het gebruik van chemotherapie en overleving mogelijk overschat. Verder dienen de overlevingscijfers voorzichtig geïnterpreteerd te worden, vanwege eventuele veranderingen in of ongemeten karakteristieken in deze subgroep. Daarnaast wordt in de TNM-classificatie geen onderscheid gemaakt tussen operabele, niet-operabele en grensgevallen van alvleesklierkanker. Ondanks deze mogelijke beperkingen levert deze studie belangrijke inzichten op over de zorg voor deze groep alvleesklierpatiënten.
 

Gerelateerd nieuws

Betere behandeling nodig voor minder fitte patiënten met alvleesklierkanker

Patiënten met alvleesklierkanker die ouder zijn dan 70 jaar krijgen minder vaak een operatie doordat zij vaak een slechtere conditie en/of bijkomende aandoeningen hebben. Als een arts hen volgens de richtlijn behandelt met operatie en chemotherapie, dan lopen zij een verhoogd risico op vroegtijdige sterfte. Dat blijkt uit het proefschrift van Lydia van der Geest, onderzoeker bij IKNL en de Dutch Pancreatic Cancer Group, de landelijke multidisciplinaire werkgroep voor alvleesklierkanker. De richtlijn alvleesklierkanker biedt geen passende alternatieve behandeling voor deze patiënten. Volgens de promovendus moet de medische richtlijn aangevuld worden met specifieke aanbevelingen voor oudere patiënten, zoals een zorgvuldige afweging van een mogelijke operatie en gerichte inzet van chemotherapie. 

lees verder

Proefschrift: plan B nodig voor kwetsbare ouderen met pancreascarcinoom

Oudere patiënten met pancreascarcinoom krijgen minder vaak een behandeling volgens de richtlijnen en wanneer ze wel een behandeling krijgen, lopen ze een verhoogd risico op slechtere uitkomsten, zo blijkt uit het proefschrift van Lydia van der Geest. Binnen oudere leeftijdsgroepen komen echter grote verschillen voor wat betreft ‘functionele leeftijd’ of ‘risicoprofiel’. Ze pleit daarom voor opname van een ‘plan B’ in richtlijnen ofwel de best mogelijke behandeling voor minder fitte, oudere patiënten die nu geen behandeling krijgen en voor patiënten die een sterk verhoogd risico hebben op ongewenste uitkomsten. Daarnaast toont ze onder meer aan dat chirurgische risico’s van oudere patiënten lager zijn in ziekenhuizen met een hoog behandelvolume.

lees verder