39e IACR-congres: nieuwe uitdagingen voor kankerregistraties wereldwijd

Bijna 300 deelnemers uit 50 landen bezochten van 17 tot en met 19 oktober het 39e congres van de International Association of Cancer Registries (IACR) in Utrecht. Het programma bood een breed scala aan onderwerpen variërend van nieuwe modellen voor dataverzameling en interpretatie, maar uiteraard ook updates en trends in incidentie en overleving van kanker. Naast historische terugblikken (onder andere beroepsgerelateerd kankeronderzoek) was er aandacht voor nieuwe uitdagingen, zoals het omgaan met de explosie aan data en de toename van kanker in landen met opkomende economieën. De organisatie van het congres was in handen van het Belgisch Kankerregister en IKNL. Een impressie van de eerste dag.

Beroepsgerelateerd kankeronderzoek

Jack Siemiatycki (Occupational Cancer Research Center, Canada) verzorgde de Clemmesen Lecture met een historische schets van beroepsgerelateerde oorzaken van kanker. In de eerste helft van de 20e eeuw was er nauwelijks iets bekend over de risicofactoren van de meeste stoffen. In de jaren ’60 en ’70 verschenen er veel publicaties over beroepsgerelateerde oorzaken van kanker, maar daarna nam het aantal artikelen gestaag af. Hij acht het waarschijnlijk dat de belangrijkste oorzaken van beroepsgerelateerde oorzaken van kanker nog steeds niet zijn gevonden. 

Als verklaring noemde hij veranderingen in productieprocessen, betere hygiëne op het werk en introductie van milieuwetgeving in Westerse landen. Waar voorheen bijna alle arbeiders in een fabriek blootgesteld waren aan een beperkt aantal risicovolle stoffen, is dat nu diffuser. Mede daardoor is wetenschappelijk onderzoek naar beroepsgerelateerde kanker complexer geworden. Hij roemde het standaardwerk ‘Studies in Malignant neoplasms’ (1956) van Johannes Clemmensen en nieuwe onderzoeksmethoden die gebruikt worden door Hans Kromhout en Roel Vermeulen (IRAS, UU).

Big data

Isabelle Soerjomataram (IARC, Lyon) plaatste enkele kanttekeningen in haar keynote lecture bij het verzamelen van steeds meer data en de verwachte explosie daarvan door de opkomst van het ‘internet of things’ (big data). De ruime beschikbaarheid aan data heeft positieve gevolgen gehad. Zo nam het aantal wetenschappelijke publicaties wereldwijd toe van 200.000 aan het begin van de 20eeeuw naar 4,5 miljoen in 2010. Naar schatting blijft twintig procent van de publicaties dan nog buiten beschouwing. 

De vraag is of gegevens die door kankerregistraties en clinici worden verzameld onder de definitie ‘big data’ vallen? Volgens Soerjomataram gaat het eerder om ‘large data’. De uitdaging is om deze medische data bruikbaar en hanteerbaar te houden via het uitfilteren van de ‘good data’. Maar ook dan blijven onderzoekers belangrijk voor het correct interpreteren van deze informatiestromen. Dit aandachtspunt kwam ook in diverse deelsessies aan de orde vanuit uiteenlopende invalshoeken. 

Klinische data cruciaal

James Charnock (Macmillan Cancer Support, UK) ging in op het gebruik van algoritmen bij het detecteren van recidieven voor registratie in population-based registraties. Zijn conclusie luidde dat 10 tot 17 maanden na diagnose de kans op een recidief met een gevoeligheid van 70% kan worden bepaald met algoritmen. Dat heeft consequenties voor onder andere de follow-up wijzen van kankerregistraties. Verder bleken recidieven in deze specifieke studie samen te hangen met inzet van chemotherapie. Zie ook: NCRAS

Charnock tekende hierbij aan dat deze werkwijze sterk afhankelijk is van betrouwbare en vergelijkbare kankerregistraties. Deelnemers in de zaal wezen op grote verschillen in tumorsoorten, comorbiditeiten en leeftijden van patiënten. Benjamin Barnes (Robert Koch Institut, Duitsland) vergeleek in een andere sessie databronnen met blikken verf. De vraag is of je door het mengen van deze blikken de juiste kleur krijgt? Verder bestaat er geen ‘one stop shop’ voor alle tinten verf. Daarom blijft een accurate, klinische kankerregistratie aangevuld met relevante databronnen cruciaal. Meer informatie: Robert Koch Institut

Trends in overleving

Otto Visser (manager Nederlandse Kankerregistratie, IKNL) gaf een sprekend voorbeeld van het interpreteren van datastromen in zijn presentatie ‘Mind the gap: patients with metastatic disease lag behind in gain in survival’. Terwijl de overlevingskansen van een groot aantal kankersoorten de afgelopen decennia sterk is verbeterd, blijft de overleving van patiënten met een gemetastaseerde ziekte achter. 

Zo nam de 5-jaarsoverleving van patiënten met een locoregionaal recidief toe van 59% tussen ’90-’95 naar 76% tussen ’11-’15. In dezelfde periodes steeg de 5-jaarsoverleving van patiënten met een gemetastaseerde ziekte van 6% naar 11%. 


 

Otto Visser signaleert twee tegenovergestelde trends in de stadiumverdeling. Enerzijds een stijging van het aandeel patiënten met een gemetastaseerde ziekte door introductie van betere diagnostische procedures (het meest prominent zichtbaar bij longkanker). Dit leidt tot stadiummigratie en toename van de overleving van locoregionale en gemetastaseerde ziekte (geldt niet voor alle stadia gecombineerd). Anderzijds signaleert hij een daling van het percentage patiënten met een gemetastaseerde ziekte door eerdere diagnose tijdens screening (borst, darm / rectum, huidmelanoom, prostaat). Dit leidt tot een toename van de relatieve overleving van patiënten met een locoregionale ziekte (carcinoïde tumoren, strottenhoofd, zaadbal en borst) en alle stadia gecombineerd.

Vanuit historisch perspectief bevinden verschillende kankersoorten zich elk in een andere fase. De meeste kankersoorten bevinden zich nog steeds een vroege fase van behandeling en verbetering van de overleving. Enkele soorten verkeren momenteel in een middenfase (borstkanker) en enkele in een latere fase (zaadbalkanker). Otto Visser verwacht op termijn dat de kloof in overleving tussen locoregionale en gemetastaseerde ziekte geleidelijk zal verdwijnen. 

Leefstijl en SES

In de praktijk spelen tal van factoren een rol bij de overlevingskansen van patiënten, waaronder leefstijl en sociaaleconomische status (SES). Uit een Zweedse studie blijkt dat mannen met een hoge BMI die vaak zonnen en een familiegeschiedenis met kanker hebben een hoger risico lopen op het ontwikkelen van mantelcellymfoom (MCL). Alix Augustin (University of Burgundie) deed onderzoek naar de relatie tussen overleving en sociaaleconomische status van patiënten van MCL in Frankrijk. Patiënten die getrouwd zijn en een eigen huis bezitten, lopen volgens deze studie een groter risico op het ontwikkelen van CML, terwijl patiënten met een lagere opleiding, een hoge BMI en met (overmatig) alcoholgebruik een lagere overleving laten zien. Paradoxaal genoeg blijken patiënten die roken een betere overleving van CML te hebben. Meer informatie: Lysa trial MCL.

Ook Hannah Weir (Center for Disease Control) zoomde in op de invloed van de sociaaleconomische status van patiënten aan de hand van de Concord-2-studie. Daarin de overleving wereldwijd is onderzocht met behulp van data van 279 population-based registraties in 67 landen. In haar presentatie gaf ze een vergelijking tussen de overleving in de VS en Canada. Dat leverde een gemengd beeld op. Voor een aantal kankersoorten en leeftijdsgroepen was de overleving iets beter in de VS of omgekeerd in Canada. Een opvallende uitkomst is dat patiënten tot 65 jaar in de VS een slechtere overleving hebben bij sommige kankersoorten vergeleken met Canada. Dit zou te maken kunnen hebben met hogere verzekeringspremies in de VS en toegang tot zorg. Meer informatie: Concord-2-studie (The Lancet).

Regionale verschillen

Nationaal en regionaal kunnen er aanzienlijke verschillen optreden in incidentie en overleving. Dat bleek eveneens uit de presentatie van Antoinette Stroup (Rutgers Cancer Institute of New Jersey). Zij signaleert dat de incidentie van dikkedarmkanker onder jongvolwassenen (geboren sinds 1990) in deze Amerikaanse staat twee maal zo hoog is ten opzichte van de nationale trend in de VS. In deze studie is naast leeftijd onder andere rekening gehouden met sexe, ras en etniciteit. De grootste stijging in incidentie van dikkedarmkanker werd waargenomen onder jonge, witte mannen.

Regionale verschillen kwamen ook aan de orde in een studie van Anita Feller (National Institute for Cancer Epidemiology and Registration (NICER), Zurich) naar sociaaleconomische en demografische variatie bij de stadiëring en overleving van borstkanker in Zwitserland. Opmerkelijk is dat zowel de kankerregistratie als de zorg per canton anders zijn geregeld wat onder meer leidt tot aanzienlijke verschillen in overleving. Een handicap is dat er een strikt beleid wordt gehanteerd rond de bescherming van data. Dat maakt het samenstelen van het Swiss National Cohort bepaald niet eenvoudig, zodat het lastig is een accuraat beeld te vormen van sociaaleconomische en demografische variaties. 

Data-extractie en standaarden

Data-analist Antoine Pironet (Belgian Cancer Registry) benadert het verzamelen van relevante gegevens vanuit een geheel andere invalshoek, namelijk door een computerprogramma te laten zoeken naar woorden en woordcombinaties in verslagen van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. Met deze methode van ‘machine learning’ bereikt de Belgische kankerregistratie een accuratesse van 96%, sensitiviteit van 100% en specifiteit van 96%. Een knelpunt blijft dat in 70% van de reportages een TNM-classificatie ontbreekt. “We also struggle with TNM”, aldus Pironet. Meer informatie: Belgian Cancer Registry 

Oudere patiënten

Sabine Siesling (IKNL, Universiteit Twente) vroeg aandacht voor de toenemende kloof tussen de uitkomsten van behandeling en overleving van ouderen met kanker. Oudere patiënten worden nog te vaak uitgesloten van deelname aan klinische trials en hebben tevens te maken met comorbiditeiten en polyfarmacie. Dat heeft er mede toe geleid dat de 5-jaarsoverleving van ouderen van 65-75 jaar en daarboven achterblijft ten opzichte van patiënten in de leeftijd tot 65 jaar in de periode ’11-’15 versus ’91-’95. Maar ook andere factoren spelen een rol, zoals een afwijkende stadiumverdeling (het aandeel ouderen met een ‘onbekend stadium’ is hoger) en minder (intensieve) behandelingen.

“Het blijft een uitdaging om de juiste balans te vinden tussen een passende behandeling en psychosociale gezondheid. De wens van de patiënt staat voorop, maar keuzes moeten duidelijk zijn”, aldus Sabine Siesling.

Overleving wereldwijd

Miranda Fidler (IARC, Lyon) deed samen met collega’s onderzoek naar de overleving van kanker in landen met lage en gemiddelde inkomens. Thans loopt een vervolgstudie (SURVCAN-3) waarin de overleving in zogeheten transitielanden centraal staat tussen 2006-2011. De uitkomsten van deze studie worden eind 2018 verwacht. 

Kankerincidentie in vijf continenten

Haar collega Freddie Bray (IARC) presenteerde een dag later deel XI van Cancer Incidence in Five Continents gebaseerd op data van in totaal 343 kankerregistraties. De kwaliteit van deze data is toegenomen evenals het aantal registraties in met name Azië (China), Afrika, Zuid-Amerika. Dit rapport draagt bij aan een beter inzicht in de kankerincidentie wereldwijd. Meer informatie: global cancer observatory. In de nabije toekomst krijgt elke kankerregistratie een platform op deze website.  

Overleving melanoom

Alicia Brunssen (Institut für Sozialmedizin, Lübeck) deed onderzoek naar de overleving van patiënten met een melanoom in Duitsland. Ze rapporteert een significante toename van de overleving voor histologische subtypes (oppervlakkige en dikke melanomen). Mogelijke verklaringen zijn invoering van screening (met kans op stadiumverschuiving) en introductie van nieuwe therapieën voor dikke melanomen. De aanwezigheid van overdiagnostiek en/of verstorende factoren zijn nog niet opgehelderd. Vrouwen blijken een gunstigere overleving te hebben. Verder zijn er geen verschillen gevonden voor de locatie van de tumor op het lichaam.

Overleving eierstokkanker

Voor vrouwen met epitheliaal ovariumcarcinoom (eierstokkanker) is er de afgelopen decennia weinig vooruitgang geboekt, zo blijkt uit een studie van Maite Timmermans (IKNL). Tussen 1989 en 2014 bleef de algehele 10-jaarsoverleving gelijk voor  patiënten met een ovariumcarcinoom in Nederland. Daarnaast stabiliseerde de 5-jaars overleving sinds 2000,  ondanks een geïntensiveerde behandeling. Bij vroeg stadium ovariumcarcinoom werd een toename van het aantal lymfeklierdissecties gezien. Chemotherapie werd met name ingezet bij hoog risico patiënten. Bij hoog stadium ovariumcarcinoom werd een toename geobserveerd van het aantal patiënten dat chirurgie en chemotherapie kreeg.

Onderliggende trends zijn onder andere een hogere leeftijd bij diagnose en een frequentere diagnose van een gevorderd stadium. “Het blijft paradoxaal”, aldus Maite Timmermans. “Door betere diagnostiek en intensievere behandeling is de ziekte controle toegenomen, maar dat heeft echter niet geleid tot verbetering van het aandeel genezingen. Dit dwingt ons te blijven zoeken naar betere behandelopties voor vrouwen met epitheliaal ovariumcarcinoom.” 

Zie ook: Varianten cellulaire transportgenen spelen rol bij risico ovariumcarcinoom
En: Evaluatie richtlijn Ovariumcarcinoom: behandeling patiënten sterk veranderd
 

  • In dit verslag is een selectie opgenomen van de presentaties tijdens de eerste dag van het IACR-symposium dat van 17 tot en met 19 oktober 2017 is gehouden in Utrecht. Informatie over de presentaties tijdens dag 2 en dag 3 zijn te vinden op www.iacr2017.org. De organisatie van het 39e IACR-symposium was in handen van de Belgian Cancer Registry en IKNL.

Gerelateerd nieuws

Meer inzicht in darmkankerzorg met NKR online voor ziekenhuizen

Vanaf begin 2017 kunnen medisch specialisten, managers en beleidsmedewerkers van ziekenhuizen in de beveiligde omgeving NKR Online geaggregeerde gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie van hun zorginstelling vergelijken met andere ziekenhuizen en regio’s. Voor darmkanker zijn veel gegevens inzichtelijk, zoals het aantal diagnoses en resecties van darmkanker per jaar per ziekenhuis, maar ook vergelijkende informatie over de behandeling van patiënten met darmkanker per stadium.

lees verder

Kanker in Europa: 3,9 miljoen incidenties en 1,9 miljoen sterfgevallen in 2018

In 2018 zijn er in Europa naar schatting 3,9 miljoen nieuwe gevallen van kanker (inclusief melanomen, maar exclusief andere soorten huidkanker) en overlijden er 1,9 miljoen mensen aan de gevolgen van kanker. Dat blijkt uit cijfers van het European Cancer Information System (ECIS), een informatiesysteem van de Europese Unie waaraan alle kankerregistraties in Europa meewerken. De meest voorkomende vormen zijn borstkanker (523.000), darmkanker (500.000), longkanker (470.000) en prostaatkanker (450.000). Bij elkaar opgeteld vertegenwoordigen deze vier kankersoorten de helft van de totale kankerincidentie in Europa. Longkanker is met 388.000 sterfgevallen in 2018 veruit de belangrijkste doodsoorzaak door kanker.

lees verder