Overleving patiënten na re-excisie borstkanker wijkt niet significant af

De totale overleving van patiënten met borstkanker die een re-excisie ondergingen, wijkt niet significant af van de overleving van vrouwen die uitsluitend een primaire, borstsparende operatie kregen. Dat blijkt uit een studie van Elvira Vos (Erasmus MC) en collega’s. Volgens de onderzoekers ondersteunt deze uitkomst de aanbeveling van SSO / ASTRO-richtlijn om een re-excisie uit te voeren bij ‘inktsporen op de tumor’. Aangezien er geen bewijs is voor een specifieke veilige marge die verder gaat dan ‘geen inkt op tumor’, stellen ze voor de zoektocht naar een ideale, negatieve snijmarge te beëindigen.

In deze studie is de totale overleving onderzocht van patiënten met invasieve borstkanker die primaire borstsparende chirurgie ondergingen gevolgd door een re-excisie en vergeleken met een groep patiënten die uitsluitend een primaire, borstsparende operatie ondergingen. De indicaties voor een re-excisie zijn in Nederland minder streng in vergelijking met andere Europese en Noord-Amerikaanse landen (Society of Surgical Oncology-American Society for Radiation Oncology (SSO / ASTRO richtlijn).

Retrospectieve analyse 
Het ging om een retrospectieve analyse bij een groep vrouwen <75 jaar met borstkankerstadium pT1-T3 die een borstsparende operatie kregen gevolgd door radiotherapie in de periode 1999 - 2012. De data waren afkomstig van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) uit de regio van IKNL Eindhoven. In de nationale richtlijn wordt sinds 2002 aanbevolen om een re-excisie te reserveren voor invasieve tumoren die een 'meer dan focaal positieve marge’ vertonen.

De patiënten werden verdeeld in drie groepen: 'uitsluitend primaire borstsparende chirurgie', 're-excisie door borstsparende chirurgie' en 're-excisie door mastectomie'. In de multivariabele Cox-regressie-analyse werd gecorrigeerd voor zowel patiëntkenmerken als systemische behandeling. In totaal werden 11.695 patiënten geïncludeerd, van wie er 2.156 (18,4%) een re-excisie ondergingen.

Overleving wijkt niet significant af 
De mediane follow-up tijd bedroeg 61 maanden (interkwartielbereik 26-101). De 5-jaarsoverleving voor patiënten die uitsluitend primaire borstsparende chirurgie ondergingen was 92%, respectievelijk 95% voor re-excisie door borstsparende chirurgie en 91% voor re-excisie door mastectomie. De totale 10-jaarsoverleving was respectievelijk 81%, 82% en 79% (P = 0.20). Na uitvoering van multivariabele analyses werd er geen significant verband waargenomen tussen het gebruik van en de aard van de re-excisie en de totale overleving van deze patiënten.

Elvira Vos en collega’s concluderen dat de totale overleving van patiënten met borstkanker die een re-excisie ondergingen niet significant afwijkt van de overleving van vrouwen die uitsluitend een primaire borstsparende operatie ondergingen. Het advies om alleen een re-excisie toe te passen bij tumoren die 'meer dan een focaal positieve resectierand’ vertonen, lijkt dus veilig.

Re-excisie bij inktsporen
Volgens de onderzoekers ondersteunen deze resultaten definitief de aanbeveling van de SSO / ASTRO-richtlijn om een re-excisie uit te voeren bij tumoren die ‘inktsporen op de tumor’ vertonen. ‘Wij zijn het daarom eens met het voorstel om het zoeken naar een ideale, negatieve snijmarge te beëindigen. Deze visie wordt ondersteund door recente studies en beoordelingen, waaruit blijkt dat er geen bewijs is voor een specifieke marge die verder gaat dan ‘geen inkt op tumor’.’

  • Vos EL, Jager A, Verhoef C, Voogd AC, Koppert LB: ‘Overall survival in patients with a re-excision following breast conserving surgery compared to those without in a large population-based cohort’. * Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl

Gerelateerd nieuws

Studie naar risico regionale metastasen na borstoperatie & adjuvante therapie

Hoewel op basis van bekende vals-negatieve percentages van de schildwachtklierprocedure (5% tot 7%)  een vergelijkbaar percentage patiënten het risico loopt op een regionaal recidief in de oksel blijkt die laatste kans na 5 jaar 50% lager te liggen. Dat blijkt uit een studie van Marleen Roos (Diakonessenhuis Utrecht) en collega’s met gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Om de invloed van aanvullende behandelingen op de regionale recidiefkans uit te schakelen werd het onderzoek uitgevoerd in een groep patiënten, bij wie radiotherapie en systemische therapie geen rol konden spelen.

lees verder

Borstkankerspecifieke overleving van borstsparende behandeling en amputatie nader onderzocht

Op 30 januari 2017 presenteren onderzoekers van Erasmus MC, IKNL en Universiteit Twente de resultaten van hun onderzoek naar de behandeling van patiënten met borstkanker zonder uitzaaiingen. Ze concluderen dat een deel van de patiënten in de toekomst mogelijk meer baat heeft bij borstsparende therapie. Dit onderzoek bouwt voort op eerder onderzoek. Nu werd echter ook gekeken naar doodsoorzaken en naar subgroepen, bijvoorbeeld patiënten met bijkomende ziekten. 

lees verder