Onderzoekers: ‘Gepast gebruik van preoperatieve MRI bij borstkanker’
Het gebruik van preoperatieve MRI is significant geassocieerd met uitgebreidere operaties bij borstkanker. Een uitzondering hierop zijn jonge vrouwen (tot 40 jaar) en patiënten met invasieve, lobulaire borstkanker. Dat blijkt uit onderzoek van Elvira Vos (Erasmus MC) en collega’s van IKNL. Bij patiënten met invasieve borstkanker of een ductaal carcinoom in situ werd geen verband gevonden tussen het gebruik van MRI en de kans op een positieve resectiemarge of een re-excisie na een borstsparende operatie. Volgens de onderzoekers is gepast gebruik van MRI bij deze subgroepen op zijn plaats en dient ruime inzet van preoperatieve MRI in het algemeen ontmoedigd te worden.
Hoewel bewijs voor de voordelen van een preoperatieve MRI bij patiënten met borstkanker ontbreekt, neemt het gebruik van MRI in de klinische praktijk toe, met als kenmerk een grote variatie tussen ziekenhuizen. In deze studie zijn de inzet van MRI en chirurgische resultaten daarvan retrospectief geëvalueerd. Voor de studie werden vrouwen geselecteerd in de databank van de Nederlandse Kankeregistratie (NKR) die tussen 2011 en 2013 zijn gediagnostiseerd met invasieve borstkanker (pT1-T3) of ductaal carcinoom in situ (DCIS).
Patiëntengroepen
Deze patiënten werden onderverdeeld in de volgende groepen: invasieve kanker, gevorderd stadium van DCIS, niet-palpabele kanker, invasieve lobulaire kanker en leeftijd tot en met 40 jaar. Vervolgens werden de associaties geanalyseerd tussen preoperatieve MRI en een directe borstamputatie, de resectiemarge na een borstsparende operatie (BCS), re-excisie na een borstsparende operatie en uiteindelijke borstamputatie.
Resultaten
In totaal werden 5.514 patiënten in de studie opgenomen. Van de patiënten met invasieve kanker kreeg34% een MRI-scan en van de patiënten met DCIS 21%. Positieve resectieranden werden vastgesteld bij 18% van de patiënten in de MRI-groep en bij 15% van de patiënten die geen MRI kregen. In de subgroepen werden geen verschillen gevonden.
Het aandeel re-excisies bedroeg 9,8% in de MRI-groep en 7,2% in de groep die geen MRI kreeg zonder verschillen in de subgroepen. In de MRI-groep werd bij 39% van de patiënten uiteindelijk een borstamputatie uitgevoerd, vergeleken 24% in de groep zonder MRI. Die verhoogde kans op een borstamputatie werd niet gevonden bij patiënten tot en met 40 jaar en bij patiënten met lobulaire borstkanker.
Conclusie
Elvira Vos en collega’s concluderen dat er in deze studie geen subgroepen zijn geïdentificeerd, waaruit blijkt dat preoperatieve MRI invloed had op het risico van betrokkenheid van de resectiemarge of re-excisies na een borstsparende operatie. Het toepassen van MRI was echter wel significant geassocieerd met uitgebreidere operaties, uitgezonderd bij patiënten tot en met 40 jaar en patiënten met invasieve, lobulaire kanker. Deze uitkomsten suggereren volgens de onderzoekers dat gepast gebruik van MRI in deze subgroepen gewenst is en ontmoediging van wijdverbreid toepassen van MRI in het algemeen.
-
Vos E.L., Voogd A.C., Verhoef C, Siesling S, Obdeijn I.M., Koppert L.B. ‘Benefits of preoperative MRI in breast cancer surgery studied in a large population-based cancer registry’.
-
Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl