Er lijkt geen praktijkvariatie te zijn bij CRS-HIPEC

Geen praktijkvariatie meer bij CRS-HIPEC-behandeling darmkanker

Darmkankerpatiënten met beperkte uitzaaiingen in het buikvlies kunnen sinds twee decennia behandeld worden met chirurgie, gecombineerd met HIPEC (CRS-HIPEC). Waar enkele jaren geleden nog sprake was van praktijkvariatie, lijkt deze sinds 2016 verdwenen. Dat blijkt uit een studie van Roos van der Ven (IKNL) en collega’s, gepubliceerd in Annals of Surgical Oncology.

In 2023 kregen ongeveer 12.000 mensen in Nederland de diagnose darmkanker. Wereldwijd is het de op drie na meest gediagnosticeerde kankersoort. Bij vijf procent is de ziekte op het moment van diagnose reeds uitgezaaid naar het buikvlies. Nog eens vijf procent ontwikkelt na de eerste diagnose en behandeling van darmkanker een uitzaaiing in het buikvlies.

Buikvliesuitzaaiingen waren tot zo'n twee decennia geleden niet meer curatief te behandelen. Met de komst van CRS-HIPEC is daar verandering in gekomen. Bij deze behandeling verwijdert de chirurg niet alleen de tumor, maar ook alle zichtbare uitzaaiingen in het buikvlies. Daarna wordt de buik gespoeld met verwarmde chemotherapie (HIPEC), om microscopische deeltjes van de uitzaaiing te elimineren. CRS-HIPEC is een intensieve behandeling, die alleen in gespecialiseerde centra gegeven wordt en leidt tot een betere overleving

Behandeling afhankelijk van ziekenhuis van diagnose

Een eerdere studie van Rovers en collega’s liet zien dat tussen 2009 en 2015 de kans op deze behandeling van patiënten met geïsoleerde colorectale synchrone peritoneale metastasen sterk afhing van het ziekenhuis van diagnose. In de periode volgend op deze studie zijn verschillende landelijke initiatieven ontstaan om CRS-HIPEC meer onder de aandacht te brengen. Naast scholingsinitiatieven en presentaties ontstond een landelijke multidisciplinaire werkgroep: de Dutch Peritoneal Oncology Group. Van der Ven en collega’s onderzochtenmet gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie of de verschillen in de kans op een CRS-HIPEC behandeling  na de implementatie van deze landelijke initiatieven nog steeds bestaan.

In totaal namen ze de gegevens van 3948 patiënten onder de loep. Ruim de helft daarvan kreeg de diagnose tussen 2009 en 2015, de andere groep kreeg de diagnose tussen 2016 en 2021. 349 patiënten werden gediagnosticeerd in een CRS-HIPEC expertisecentrum, 3599 in een verwijzend ziekenhuis. Twintig procent van de populatie onderging een CRS-HIPEC-procedure.

De onderzoekers zagen in de periode 2009-2015 dat patiënten die gediagnosticeerd werden in een CRS-HIPEC expertise centrum een grotere kans hadden om met CRS-HIPEC behandeld te worden dan patiënten gediagnosticeerd in een centrum dat voor deze behandeling moet verwijzen. Vanaf 2016 was er geen significant verschil meer in de kans om met een CRS-HIPEC behandeld te worden tussen expertise centra en overige ziekenhuizen. Ook waren er in de periode vanaf 2016 geen verschillen in overleving meer tussen expertisecentra en overige ziekenhuizen. De mediane overleving van de totale patiëntenpopulatie was 10 maanden. Bij de patiënten die behandeld werden met CRS-HIPEC was dit rond de 50 maanden in beide onderzoeksperioden. 

Medewerkers

Felice van Erning

portret Felice van Erning

senior onderzoeker

lees verder
Gerelateerd nieuws

Patiënt met kanker wil specifieke overlevingscijfers: voor vier kankersoorten is deze informatie nu beschikbaar

moeder en dochter

Vorig jaar leverde IKNL specifieke overlevingscijfers voor borstkanker, darmkanker, longkanker en prostaatkanker op basis van een aantal patiënt- en tumorkenmerken. In de pilot konden deelnemers van kanker.nl deze cijfers raadplegen, nadat zij waren ingelogd met hun account. De pilot is succesvol afgesloten en nu komen de specifieke overlevingscijfers voor deze vier tumorsoorten voor bezoekers aan kanker.nl openbaar beschikbaar en is inloggen met een account niet meer nodig.

lees verder

Nieuw rapport legt verschillen in behandeling bij kanker bloot

Sociaaleconomische status en kanker: verschillen rondom behandeling Patiënten uit lagere inkomensgroepen ondergaan minder vaak een tumorgerichte behandeling dan patiënten met een hoger inkomen. Dat blijkt onder meer uit een vandaag gepubliceerde nieuwe studie naar sociaaleconomische status en kanker door IKNL. In dit tweede deel van een drieluik over kanker en sociaaleconomische status in Nederland gaat het specifiek over behandelverschillen bij kanker in relatie tot het inkomen van patiënten. Dit is bekeken voor vijf veel voorkomende tumorsoorten: borstkanker, niet-kleincellige longkanker, darmkanker, prostaatkanker en melanoom. De resultaten tonen aan dat inkomen samenhangt met de manier waarop kanker wordt behandeld, wat kan duiden op ongelijkheden in de kankerzorg. lees verder