‘Real world’ uitkomsten slokdarm- en maagkanker helpen arts en patiënt
Wat is het effect van behandelstrategieën voor patiënten met slokdarm- en maagkanker in de dagelijks praktijk? Welke patiëntgroepen hebben het meest profijt van behandelingen? En wat weten we over de kwaliteit van leven? Marieke Pape bundelde studies hierover in haar proefschrift ‘Beyond clinical trials: population-based outcomes of patients with esophagogastric cancer’. Ze promoveert op 9 juni aan de Universiteit van Amsterdam.
Pape maakte in vrijwel al haar studies gebruik van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR), waardoor ze verder kon kijken dan klinische trials. Ze keek zowel naar patiënten waarbij de behandeling gericht is op genezing (curatieve setting) als op palliatieve setting.
Curatieve setting
Welke patiënten hebben nu baat bij behandelingen, en wie profiteert daar het meeste van? Pape bracht met collega’s verschillende overlevingsscenario’s in kaart van patiënten met slokdarm- en maagkanker. Daaruit bleek dat vrijwel alle patiënten baat hebben gehad van de verbeterde kwaliteit in chirurgie, centralisatie en nieuwe behandelingen. Onderlinge verschillen zijn er echter wel.
De meest gangbare behandeling bij patiënten met slokdarmkanker is een resectie (waarbij de slokdarm wordt verwijderd en een gedeelte van de maag wordt opgerekt). Een alternatief is om door definitieve chemoradiatie de tumor te verwijderen. Dat resulteert in een betere overleving. Bij ongeveer de helft van de patiënten keert de tumor echter terug, en (late) toxische effecten kunnen impact hebben op de kwaliteit van leven. Pape bracht in een systematische review in kaart hoe die impact er uit ziet: ziekte-specifieke symptomen lijken binnen een half jaar te verdwijnen, behalve dyspnoe (benauwdheid). Late toxische effecten komen bij bijna de helft van de patiënten voor.
Palliatieve setting
Net als in curatieve setting keek Pape ook naar overlevingsscenario’s bij patiënten in palliatieve setting. Een groot deel van de patiënten heeft, in tegenstelling tot de curatieve groep, qua overleving geen baat gehad bij nieuwe behandelstrategieën. Bij een beperkte groep is dit wel zichtbaar.
Uitzaaiingen kunnen direct bij diagnose van slokdarmkanker worden geconstateerd (synchrone uitzaaiingen), maar ook later gevonden worden (metachrone uitzaaiingen). Pape ontdekte dat patiënten met synchrone uitzaaiingen vaker behandeld worden met systemische therapie. Ook is er een verschil in behandeling na vroeg metachrone ziekte (binnen zes maanden) of laat metachrone ziekte (uitzaaiing wordt gevonden na zes maanden). Wordt de uitzaaiing binnen zes maanden ontdekt krijgt ongeveer een op de vijf patiënten systemische therapie, bij late ontdekking is dat één op de drie. Bij patiënten met synchrone uitzaaiingen krijgt ongeveer vier op de tien systemische therapie. Pape zag ook verschillen in de mediane overleving: bij synchrone metastasen lag deze op 9,1 maanden, bij laat metachrone uitzaaiingen op 8,8 en bij vroeg metachrone op 4,5. Het lijkt er dus op dat patiënten met vroeg metachroon uitgezaaide ziekte te maken hebben met een agressievere tumor.
Kwaliteit van leven: POCOP
Hoe vergaat het patiënten die systemische therapie als eerstelijnsbehandeling ontvangen? Pape en collega’ brachten dit in kaart met patiëntgerapporteerde uitkomsten uit het POCOP-project (Prospective Observational Cohort study of Oesophageal-gastric cancer Patients). Deze patiëntgerapporteerde uitkomsten werden gekoppeld aan data uit de NKR. Patiënten rapporteren dat ze tijdens de behandeling minder last krijgen van odynofagie (pijn bij het slikken), angst, dysfagie (problemen met slikken) en restricties met eten in vergelijking met de klachten tijdens diagnose. Het fysieke functioneren verslechterde echter tijdens en na progressie van de ziekte.
- Het proefschrift van Marieke Pape ‘Beyond clinical trials: popultion-based outcomes of patients with esophagogastric cancer’ kunt u hier downloaden
- De promotie vindt op 9 juni plaats aan de Universiteit van Amsterdam. Promotor is prof. dr. Hanneke van Laarhoven (Amsterdam UMC), co-promotores zijn dr. Rob Verhoeven (IKNL en Amsterdam UMC) en dr. Pauline Vissers (IKNL)