overleg medisch team

Significante verschillen tussen gespecialiseerde teams palliatieve zorg met een hoog en laag verwijspercentage

In Nederland zijn er significante verschillen tussen gespecialiseerde palliatieve zorg teams met een hoog versus laag aantal verwijzingen, zowel op het gebied van zorg als op het gebied van onderwijs en onderzoek. Dat blijkt uit recent onderzoek van IKNL’er Manon Boddaert en haar collega’s dat eind vorig jaar verscheen in BMC Palliative Care. Voldoende en opgeleid personeel, polispreekuren, onderwijs buiten de eigen instelling, en doen van onderzoek kunnen de verwijzingspercentages en de timing van verwijzingen van patiënten met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid verbeteren.

Uit een eerdere enquête bleek dat steeds meer ziekenhuizen in Nederland een team palliatieve zorg hadden, maar dat de verwijzingen van patiënten naar de teams zeer beperkt waren. Daarom onderzochten Boddaert en haar team wat de kenmerken waren van gespecialiseerde palliatieve zorg teams waar veel patiënten naar verwezen worden. ‘Met deze kennis hopen we teams met een beperkt aantal verwijzingen op weg te helpen,’ licht Boddaert toe.

Verschillen tussen teams met hoog en laag verwijzingspercentage

Uit het onderzoek van Boddaert en haar collega’s blijkt dat alle ziekenhuizen in Nederland nu een gespecialiseerd team palliatieve zorg hebben, maar dat er significante verschillen zijn tussen teams met een hoog en laag aantal verwijzingen. Teams met een hoog verwijzingspercentage bestaan vaak al langer dan drie jaar en bieden vaker een poliklinisch spreekuur. Ook hebben de artsen en verpleegkundigen meer uren per week die zij kunnen besteden als lid van het team. Daarnaast ontdekte het team van Boddaert dat met name de verpleegkundigen in deze teams hoger opgeleid zijn dan in teams met lage verwijzingspercentages. ‘De gespecialiseerde teams die veel verwijzingen krijgen nemen vaker deel  aan MDO’s van andere afdelingen,’ vertelt Boddaert. ‘Ook geven zij meer onderwijs en voorlichting buiten hun eigen ziekenhuis, en doen ze vaker (mee aan) onderzoek.’

Belang van vroegtijdige verwijzing

Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat teams die meer patiënten doorverwezen krijgen, deze patiënten ook vaker en eerder in het palliatieve zorgtraject zien (71% tussen 1-3 maanden voor overlijden) dan teams met minder verwijzingen (60% tussen 4 dagen - 4 weken voor het overlijden). Uit eerder onderzoek van Boddaert en collega’s is gebleken dat dit een belangrijk verschil is. ‘Bij patiënten die meer dan één maand voor overlijden palliatieve zorg ontvangen is het vijf keer minder waarschijnlijk dat ze niet-passende zorg ontvangen in de laatste levensmaand dan patiënten die palliatieve zorg pas in de laatste maand of niet ontvangen,’ verklaart Boddaert.

Als maatschappij moeten we doordrongen zijn van de toegevoegde waarde van palliatieve zorg voor onze kwaliteit van leven, en onze kwaliteit van zorg en sterven.

Praktische implicaties

Volgens Boddaert zijn de makkelijkste eerste stappen voor teams met lage verwijspercentages: deelnemen aan MDO’s van andere afdelingen, onderwijs en voorlichting geven binnen en buiten het eigen ziekenhuis, en vaker onderzoek doen of deelnemen aan onderzoek. Wanneer dit leidt tot een toename in verwijzingen, geeft dit mogelijk onderbouwing om binnen de eigen organisatie uren en opleidingen van de teamleden uit te gaan breiden, en poliklinische spreekuren te gaan houden. ‘Voor de initiële opleidingen van verzorgenden, verpleegkundigen en artsen zijn onlangs competentie-profielen opgesteld in het project Onderwijs en Opleiding Palliatieve Zorg (O2PZ). In de komende jaren zullen deze generalisten dus beter opgeleid zijn in palliatieve zorg. Dat is van groot belang voor de verwachte toename van patiënten met palliatieve zorgbehoeften door de dubbele vergrijzing,’ vertelt Boddaert, ‘Tegelijkertijd betekent dit dat de specialistische teams patiënten verwezen zullen krijgen met steeds complexere symptomatologie. Om die patiënten goede palliatieve zorg te kunnen blijven bieden en de generalisten met expertise te kunnen blijven ondersteunen, is van belang dat er ook competentie-profielen voor specialisten in palliatieve zorg worden opgesteld en dat opleidingen en diploma’s erkend worden.’

Toegevoegde waarde van palliatieve zorg

‘Om in de toekomst alle patiënten in de palliatieve fase van goede zorg te kunnen voorzien, is het belangrijk dat we als maatschappij doordrongen zijn van de toegevoegde waarde van palliatieve zorg voor onze kwaliteit van leven en onze kwaliteit van zorg en sterven,’ stelt Boddaert, ‘op die manier vermindert het taboe en wordt het voor zorgverleners en patiënten makkelijker om met elkaar het gesprek aan te gaan over wensen, waarden en behoeften in de laatste levensfase. Zo kunnen de juiste zorgverleners, de juiste zorg, op de juiste plek en op het juiste moment bieden.’

Bron

Gerelateerd nieuws

Behandeling bij uitgezaaide blaaskanker vaak te zwaar

Man in ziekenhuisbed Voor mensen met uitgezaaide blaaskanker is de behandeling die in de richtlijn wordt aanbevolen, vaak niet haalbaar. 35% maakt de voorgeschreven 4 tot 6 chemokuren niet af, en bij de helft van de patienten die wel 4 tot 6 kuren ontvangt, is een aanpassing van de chemotherapie nodig. Vaak gaat het om een verlaging van de dosis omdat de bijwerkingen te zwaar zijn. Dat zijn de uitkomsten van een studie die IKNL-onderzoeker Ellis Slotman deed met data uit de Nederlandse Kankerregistratie. lees verder

Nieuw digitaal systeem geeft zorgverleners Gelderse Vallei direct inzage in behandelwensen patiënten

man achter beeldscherm

In de Gelderse Vallei hebben IKNL en regionale zorginstellingen de pilot ‘Proactief gegevens delen in de palliatieve fase’ afgerond. De resultaten zijn zo positief dat de geteste werkwijze in de hele regio stapsgewijs zal worden ingevoerd. Zo kunnen zorgverleners in de Gelderse Vallei op ieder moment afspraken van patiënten over behandelwensen en -grenzen inzien, uiteraard alleen als deze hiervoor toestemming heeft gegeven.

lees verder