Onderzoek naar patiënten met blaaskanker en afstandsmetastasen bij diagnose

Onderzoek naar patiënten met blaaskanker en afstandsmetastasen bij diagnose

In 2019 is onderzoek gedaan naar de kenmerken en behandeling van patiënten met blaaskanker die al bij diagnose metastasen op afstand hebben. Hiervoor zijn alle patiënten (circa 650) gedetailleerd in kaart gebracht die in 2016 en 2017 zijn gediagnosticeerd. Van de patiënten die behandeld werden met chemo- of immunotherapie was de helft na elf tot dertien maanden nog in leven tegenover slechts drie maanden van de niet-behandelde patiënten. Het onderzoek vond plaats als onderdeel van de Prospective Bladder Cancer Infrastructure (ProBCI).

Nederland kent ongeveer 6.500 nieuwe diagnoses van blaaskanker per jaar. Daarvan is bijna 70% niet-spierinvasief, met een relatief gunstige prognose. Binnen de overige 30% bevindt zich een kleine subgroep patiënten met een bijzonder slechte prognose. Het gaat hierbij om ongeveer 300 à 350 patiënten per jaar die al bij diagnose afstandsmetastasen hebben.

Patiëntkenmerken

Patiënten met gemetastaseerde blaaskanker zijn wat betreft demografische kenmerken redelijk vergelijkbaar met de totale patiëntengroep met blaaskanker. De mediane leeftijd bij diagnose is 72 jaar en het betreft vooral mannelijke patiënten (69%). Er zijn ook verschillen: ruim 95% van alle blaastumoren ontstaat uit urotheelcellen. Bij patiënten met een gemetastaseerde ziekte bij diagnose is dat 80%. De overige 20% van de patiënten heeft dus een tumor van een ander histologisch subtype. Het is bekend dat dit patiënten zijn met een ongunstigere prognose.

Richtlijnen

Bij de meeste patiënten met gemetastaseerde blaaskanker bevinden de metastasen zich in de long. Bij ongeveer een kwart van de patiënten zijn de metastasen beperkt tot de niet-regionale lymfeklieren. In Europese richtlijnen wordt bij gemetastaseerde blaaskanker chemotherapie op basis van cisplatine aanbevolen, indien de patiënt fit genoeg is. Dat laatste wordt bepaald op basis van de algehele fitheid van de patiënt (performance status) en (voldoende) nierfunctie. Alternatieven zijn chemotherapie op basis van carboplatin en systemische immunotherapie (checkpoint inhibitors). Systemische immunotherapie werd in 2016 en 2017 nog in studieverband gegeven.

Behandelingen

In het cohort bleek dat slechts een derde van de patiënten behandeld was met chemo- of immunotherapie. Ook bleek dat van de patiënten die behandeld waren met chemotherapie, het grootste deel behandeld was met carboplatin. Immunotherapie werd slechts bij een zeer klein deel van de patiënten als eerstelijnsbehandeling gegeven. In de tweedelijn werd juist vaker immunotherapie gegeven; namelijk meer dan de helft van de behandelingen.

Chemotherapie werd door veel patiënten slecht verdragen. Bij bijna twee derde van de patiënten werd de dosering verminderd of vroegtijdig gestopt. Patiënten die niet met chemo- of immunotherapie werden behandeld, bleken een slechtere performance status en nierfunctie te hebben in vergelijking met patiënten die een van deze therapieën kregen. Dit was volgens verwachting, hoewel een deel van de niet-systemisch behandelde patiënten op basis van de performance status en nierfunctie wel in aanmerking kwam voor de voorkeursbehandeling met cisplatine.

Overleving

De overleving van patiënten met gemetastaseerde blaaskanker bij diagnose liet een zeer ongunstig beeld zien. Van de patiënten die behandeld werden met chemo- of immunotherapie was slechts de helft nog in leven na ongeveer 11 tot 13 maanden. Van patiënten die deze behandelingen niet kregen, was de helft al na ongeveer 3 maanden overleden. Gelet op de recente ontwikkelingen ten aanzien van immunotherapie, is de verwachting dat er de komende jaren een verschuiving plaatsvindt in gegeven behandelingen en mogelijk ook een verbetering van de overleving van patiënten met gemetastaseerde blaaskanker.