Drie maanden minder kankerdiagnoses door coronapandemie
Als gevolg van de COVID-19-crisis is het aantal nieuwe kankerdiagnoses in maart, april en mei 20-25% lager dan in de eerste twee maanden van het jaar. Dit blijkt uit de Nederlandse Kankerregistratie op basis van diagnoses uit de landelijke pathologiedatabase PALGA.
De daling komt waarschijnlijk doordat mensen tijdens de COVID-19-pandemie minder snel met klachten naar de huisarts gaan, samen met een stagnatie van het verwijzingsproces naar het ziekenhuis en uitgestelde diagnostiek in het ziekenhuis. In deze drie maanden waren er minder dan 7.000 nieuwe kankerpatiënten per maand, ten opzichte van meer dan 9.000 in januari. Als ook de herhaalde tumoren worden meegenomen, zoals bepaalde types huidkanker die soms terugkomen, dan was het verschil nog groter. Vergeleken met bijna 3.500 diagnoses per week in januari en februari, waren er in maart en april vaak minder dan 2.500 nieuwe diagnoses per week. In de eerste weken van juni lijkt het aantal diagnoses te stijgen, maar dit is nog niet terug op het gebruikelijke aantal.
Vermoedelijk zijn er inmiddels ongeveer vijf duizend diagnoses nog niet gesteld. Een aanzienlijk deel van deze diagnoses zal alsnog gesteld moeten worden, waardoor de druk op de zorg hoger kan zijn dan voor de coronapandemie. Over de effecten van het eventueel later ontdekken op het stadium van de kanker bij diagnose en de daarop volgende mogelijk zwaardere behandeling en overleving is op dit moment nog geen uitspraak te doen. Daarnaast zijn er aanpassingen in behandelingen geweest. Met gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie zal worden onderzocht of er gevolgen zijn van deze aangepaste zorg voor de overleving van mensen die tijdens de coronapandemie een diagnose en behandeling krijgen. IKNL monitort de gevolgen van de COVID-19 crisis op de kankerzorg. De gegevens worden wekelijks bijgewerkt op www.iknl.nl/covid-19