Kans op nieuwe tumor bij folliculair lymfoom en multipel myeloom

Patiënten met folliculair lymfoom hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van long- en plaveiselceltumoren als zij kanker in de voorgeschiedenis hebben. Dit blijkt uit een studie met data van de Nederlandse Kankerregistratie. Uit een tweede studie blijkt dat patiënten met multipel myeloom geen verhoogde kans hebben op een nieuwe tumor als zij kanker in de voorgeschiedenis hebben. Eerder onderzoek uit Zweden bij patiënten met multipel myeloom liet dit verband wel zien. De bevindingen van de Nederlandse studies zijn als aparte onderzoeken gepresenteerd op het 24e congres van de ‘European Hematology Association’ (EHA) in Amsterdam.

Doordat patiënten met een multipel myeloom (MM) of een folliculair lymfoom (FL) steeds langer hun ziekte overleven, neemt de kans op het ontwikkelen van een opvolgende tumor toe. Uit resultaten van een recente Zweedse studie bleek dat een maligniteit in de voorgeschiedenis bij patiënten met MM een verhoogd kans geeft op het ontwikkelen van een opvolgende tumor. In de Zweedse studie is gebruik gemaakt van de Cox regressie analyse. Deze methode houdt echter geen rekening met de kans dat een patiënt overlijdt voordat een opvolgende tumor kan ontstaan. Hierdoor kan het risico op een opvolgende tumor worden overschat. De kans dat een patiënt eerder overlijdt voordat hij of zij een opvolgend tumor ontwikkelt, wordt ook wel een ‘competing risk’ (= concurrerend risico) genoemd.


Nederlandse studies

In de twee Nederlandse studies is wel rekening gehouden met het concurrerend risico van eerder overlijden. Voor beide onderzoeken is de landelijk dekkende Nederlandse Kankerregistratie (NKR) gebruikt voor het identificeren van patiënten met MM of FL, gediagnosticeerd tussen 1994 en 2012. Vervolgens zijn deze patiënten opnieuw gekoppeld aan de NKR om kanker in de voorgeschiedenis en opvolgende tumoren voor beide patiëntgroepen te identificeren. Patiënten die 3 maanden voor of na de diagnose kanker in de voorgeschiedenis hadden dan wel een opvolgende tumor, zijn niet meegenomen in de studies.

Geen verhoogd risico bij multipel myeloom

Mirian Brink heeft in haar onderzoek twee soorten analyses uitgevoerd met patiënten met MM in Nederland. Bij de eerste analyse heeft zij dezelfde werkwijze toegepast als in de Zweedse studie. Aanvullend heeft ze een tweede analyse uitgevoerd, de ‘competing-risk’ analyse. Deze laatste houdt wel rekening met het concurrerende risico van eerder overlijden. Zo kon worden uitgezocht of de verhoogde kans op het ontwikkelen van een opvolgende tumor nog steeds aanwezig was bij patiënten met een maligniteit in de voorgeschiedenis, als rekening werd gehouden met het concurrerend risico van eerder overlijden.

Brink vond met beide analyses geen verband tussen een opvolgende tumor en kanker in de voorgeschiedenis. De resultaten komen dan ook niet overeen met die van Zweden. Een mogelijke verklaring is dat, naast de ‘competing-risk’ analyse, mogelijk ook de strengere definitie van kanker in de voorgeschiedenis of een opvolgende tumor invloed heeft op de uitkomsten. Volgens de Nederlandse onderzoekers moeten synchrone tumoren worden uitgesloten en worden alleen maligne tumoren meegenomen. Immers, de enige constante in de Nederlandse Kankerregistratie is dat vanaf 1989 alle maligniteiten worden vastgelegd. Informatie over benigne, in-situ of borderline tumoren in Nederland is incompleet. Deze informatie werd alleen op projectbasis en/of historisch gezien alleen in bepaalde regionale centra in Nederland verzameld.

Verhoogd risico bij folliculair lymfoom

Manette Dinnessen heeft voor patiënten met FL uitgezocht of er een samenhang is -- en zo ja, welke -- tussen kanker in de voorgeschiedenis en het ontwikkelen van een opvolgende tumor. Dit is nog niet eerder onderzocht. Dinessen gebruikte hiervoor uitsluitend de ‘competing-risk’ analyse. Uit de resultaten blijkt dat er vaker opvolgende tumoren worden gevonden bij patiënten met kanker in de voorgeschiedenis. Met name voor long- en plaveiselceltumoren.

Onderzoekers bespreken de belangrijkste resultaten van beide studies.

Waakzaamheid blijft geboden

Volgens de onderzoekers van beide studies zal de overleving van patiënten met MM of FL blijven toenemen, dankzij continue therapeutische verbeteringen. Op het gebied van MM volgen nieuwe middelen elkaar in een razend tempo op. Mede hierdoor zijn de lange termijn effecten van deze middelen onduidelijk. Verder onderzoek is daarom nodig om de impact van de diverse behandelingen op opvolgende tumoren bij MM vast te stellen. In de tussentijd is waakzaamheid op het ontwikkelen van opvolgende tumoren bij MM geboden.

Gerelateerd nieuws

Behandelresultaten van ROS1 longkanker in Nederland

arts laptop longkanker

ROS1 translocatie is een zeldzame vorm van longkanker die gevoelig is voor behandeling met een eiwitremmer. In de studie van Deirdre Hekkelman-ten Berge, arts-onderzoeker in het Erasmus Medisch Centrum en radioloog in het Admiraal de Ruiter ziekenhuis, en collega's werd onderzocht hoe vaak ROS1 voorkomt in Nederland, hoe het behandeld werd en wat de praktijkresultaten waren. De tweejaars-overleving na behandeling met eiwitremmers was 53%. Progressievrije overleving was slechts 8.6 maanden en werd vooral beperkt door het optreden van uitzaaiingen in de hersenen. De onderzoekers concluderen dat bij deze patiëntengroep al op het moment van diagnose een hersenscan moet worden uitgevoerd en dat er behoefte bestaat aan nieuwe eiwitremmers die ook actief zijn in de hersenen.

lees verder

Overleving adolescenten en jongvolwassenen met hodgkinlymfoom sterk verbeterd

Overleving adolescenten en jongvolwassenen met hodgkinlymfoom sterk verbeterd

De overlevingskansen bij adolescenten en jong volwassenen zijn in de afgelopen decennia sterk verbeterd. Bij kinderen met dezelfde ziekte was de prognose al goed en is stabiel gebleven. Dat blijkt uit onderzoek van  het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie en Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).

lees verder