Merendeel van mensen met pancreascarcinoom geen tumorgerichte behandeling

De diagnose pancreascarcinoom brengt een sombere prognose met zich mee: bij de meeste patiënten is vanaf het moment van diagnose geen curatieve behandeling meer mogelijk. Behandeling is in deze gevallen gericht op het verlichten van klachten en eventueel het verlengen van het leven, waarbij tumorgerichte therapieën zoals chemotherapie maar een beperkt voordeel laten zien. 

Daarom dienen in de spreekkamer de arts en patiënt samen een weloverwogen behandelbesluit te nemen. In deze dus veelal niet-curatieve palliatieve setting, worden effectieve communicatie, samen met gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning, gezien als basis voor goede zorgverlening.

Besluitvormingsproces behandeling
Tot nu toe is er maar beperkt onderzoek gewijd aan het besluitvormingsproces omtrent de behandeling van het pancreascarcinoom en naar de vraag welke overwegingen een rol spelen bij de beslissing om geen tumorgerichte behandeling in te zetten.  

Recent onderzoek, uitgevoerd door Myrte Zijlstra, toont dat de meerderheid van patiënten (59%) met een pancreascarcinoom geen tumorgerichte therapie ondergaat. In de meeste gevallen, blijkt de keuze van de patiënt (27%) de voornaamste reden om niet te starten met tumorgerichte behandeling, waaruit blijkt dat de patiënt betrokken is bij het besluitvormingsproces. Een andere vaak genoemde reden om af te zien van tumorgerichte behandeling is de uitgebreidheid van de ziekte (21%). 

Ook is gevonden dat de mediane overleving van patiënten die geen tumorgerichte behandeling ondergaan, 1,9 maanden is. Patiënten die wel tumorgerichte behandeling ondergingen hadden een mediane overleving van 10,6 maanden (6,9 maanden bij palliatieve chemotherapie en 19,4 maanden bij chirurgische resectie). 

3090 patiënten 
Het onderzoek is gebaseerd op gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR), waarbij mensen zijn geïncludeerd die de diagnose pancreascarcinoom kregen tussen 1 januari 2014 en 30 juni 2015, in totaal 3090 patiënten. Bij de mensen die geen tumorgerichte behandeling ondergingen, werd de hoofdreden voor dit besluit bijgehouden.

Meer informatie
Dit onderzoek van Myrte Zijlstra (IKNL), Lydia van der Geest (IKNL), Hanneke van Laarhoven (AMC), Valery Lemmens (IKNL), Lonneke van de Poll-Franse (IKNL) en Natasja Raijmakers (IKNL) is beschreven in het artikel Patient characteristics and treatment considerations in pancreatic cancer: a population based study in the Netherlands, gepubliceerd in Acta Oncologica. Heeft u vragen over deze studie, dan kunt u terecht bij Myrthe Zijlstra.

Gerelateerd nieuws

Pancreasadenocarcinoom: toename incidentie, geringe verbetering overleving

Pancreasadenocarcinoom: toename incidentie, geringe verbetering overleving

De incidentie van ductaal pancreasadenocarcinoom is tussen 1997 en 2016 toegenomen in Nederland. In deze periode verdubbelde het aandeel resecties, nam de sterfte na resectie af, en steeg het aandeel patiënten dat adjuvante of palliatieve chemotherapie kreeg. Echter, doordat een meerderheid van de patiënten uitsluitend ondersteunende zorg ontving, was de algehele overlevingsverbetering met circa drie weken verwaarloosbaar klein, aldus Anouk Latenstein (Amsterdam UMC) en collega’s.

lees verder

Studie naar verband locatie PDAC en tumorstadium, behandeling en overleving

Ductaal adenocarcinomen in de pancreas zijn vaak groter wanneer deze tumoren in het lichaam of de staart van de pancreas zijn gelokaliseerd. Ook zijn deze carcinomen vaker gemetastaseerd en minder vaak resectabel vergeleken met tumoren in de kop van de pancreas. Dat blijkt uit onderzoek van Felice van Erning en collega’s met data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De overleving na resectie van PDAC is vergelijkbaar tussen alle drie de lokalisaties, terwijl de overleving van patiënten met gemetastaseerde ziekte iets lager is bij een PDAC in het lichaam of de staart van de pancreas.

lees verder