Palliatieve zorg op agenda Tweede Kamer
Iedereen is het er tijdens het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer op 28 januari 2016 over eens: palliatieve zorg is een zeer belangrijk onderdeel van de zorg. Het veld, de gehele Kamer en ook staatssecretaris Martin van Rijn vinden dat je moet kunnen sterven op een zelfgekozen locatie. Bureaucratie en financiering staan dat op dit moment in de weg. Het programma Nieuwsuur vroeg een week voor het Kamerdebat specifiek aandacht voor de financiële problemen in de hospicezorg. Een groot deel van de discussie ging daarom over de financiering van palliatieve zorg, maar ook kwaliteit en deskundigheid kwamen aan de orde.
‘Wij hebben één zekerheid in het leven: we komen allemaal te overlijden. En dat kun je maar één keer doen, dat kun je niet overdoen en daar mogen geen fouten bij gemaakt worden.’ Met deze woorden werd het Kamerdebat geopend. Het gebeurt niet vaak dat er zo veel overeenstemming is tussen de woordvoerders op het terrein van zorg. Iedereen vindt het essentieel dat je kunt sterven op de plek die jij kiest. Dat is vaak thuis, soms in een hospice, maar het kan ook in het verpleeghuis zijn.
Samenwerking professionals
Kamerleden en de staatssecretaris prezen de inzet op en de samenwerking in de palliatieve zorg. De staatssecretaris sprak zijn trots uit over de wijze waarop zorgprofessionals in Nederland het laatste levenseinde vormgeven. Hij vindt de samenwerking tussen artsen, (wijk)verpleegkundigen en vrijwilligers zeer waardevol. Kamerleden spraken verder hun waardering uit over de palliatieve teams en de totstandkoming van netwerken.
Ook het belang van het specialistische karakter, het opnemen in het opleidingscurriculum en de rol van vrijwilligers werden benadrukt. Diverse fracties vroegen aandacht voor overbehandeling. Palliatieve zorg moet parallel lopen met het hoofdbehandeltraject en vraagt om meer bewustwording bij professionals: ‘Niet alles wat kan, hoeft’. Dit besef moet niet alleen in de spreekkamer worden ingebed, maar ook in opleidingen.
Reportage nieuwsuur
Twee dagen voor het debat maakte Nieuwsuur de balans op tijdens een reportage met ouderenarts Yvonne van Ingen, wijkverpleegkundige Caren Kunst en hoogleraar hospicezorg Saskia Teunissen. In de studio werd doorgepraat met Manon Boddaert, arts palliatieve geneeskunde en adviseur bij IKNL. ‘Artsen gaan te lang door met behandelen en mensen hebben daarom amper tijd om goed afscheid te nemen van het leven en te sterven. Dit is geen goede palliatieve zorg en niet wenselijk.’
Het gesprek over het naderend levenseinde wordt in de dagelijkse ziekenhuispraktijk nog te vaak weggedrukt door steeds weer nieuwe behandelopties en ‘sprankjes hoop aan de horizon’ in plaats van op tijd het gesprek aangaan over keuzes in de laatste levensfase. Dat heeft deels met onvermogen te maken. ‘Patiënt en arts houden elkaar in een houdgreep’, aldus Van Ingen in de reportage. ‘De patiënt wil niet opgeven en de arts wil wat voor de patiënt kunnen doen. Daarom wordt er denk ik vaak gekozen voor doorbehandelen.’
Het Kamerdebat werd begin februari afgerond met een aantal moties. Daarover vindt binnenkort nog een stemming plaats. Zodra de uitslagen daarvan beschikbaar zijn, volgt hierover nader bericht op deze website. Ook staat er in februari nog een vragenronde op de agenda over het rapport ‘Palliantie. Meer dan zorg’.