Oxaliplatin leidt tot meer toxiciteit bij ouderen met dikkedarmkanker

Slechts een derde van de oudere patiënten (70 jaar en ouder) met stadium III dikkedarmkanker krijgt adjuvante chemotherapie. Dat blijkt uit een studie van IKNL-onderzoeker Felice van Erning en collega’s, waarin de intensiteit en toxiciteit van een aantal systemische behandelingen is onderzocht bij ouderen. Zo wordt CAPOX (capecitabine & oxaliplatin) geassocieerd met meer graad III-IV toxiciteiten in vergelijking met CapMono (monotherapie met capecitabine) met als gevolg dat oudere patiënten die CAPOX krijgen vaker hun behandeling (moeten) afbreken. Deze uitkomsten leveren nieuwe inzichten op voor het bespreken van de voor- en nadelen van behandelopties bij oudere patiënten.

Het doel van dit onderzoek was inzicht te krijgen in het gebruik, de intensiteit en toxiciteit van de behandeling van oudere patiënten met stadium III dikkedarmkanker met capecitabine en oxaliplatin (CAPOX) en capecitabine monotherapie (CapMono) in de dagelijkse, klinische praktijk. Hiervoor werden data gebruikt uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) van alle patiënten in de leeftijd van 70 jaar of ouder die tussen 2005 en 2012 in Zuidoost-Nederland werden gediagnosticeerd en behandeld met CAPOX of CapMono. Verschillen in afronding van alle geplande behandelcycli, ontvangen cumulatieve doseringen en toxiciteit werden geëvalueerd voor beide behandelschema’s. 

Resultaten
Uit de analyses blijkt dat 193 patiënten CAPOX kregen voorgeschreven en 164 patiënten CapMono. Van de patiënten die CAPOX kregen, voltooiden 33% (n = 63) alle geplande behandelcycli, terwijl van de patiënten met CapMono 55% (n = 90) alle geplande cycli voltooiden (P <0,0001). De mediane, cumulatieve dosis capecitabine was lager bij patiënten die een behandeling kregen met CAPOX (163,744 mg/m2, interkwartiel range 83,397 - 202,858 mg/m2) vergeleken met patiënten die CapMono kregen (189,195 mg/m2, IQR 111,667 - 228,125 mg/m2, P = 0,0003). Iets meer dan de helft van de patiënten (54%; n = 105) die een behandeling kregen met CAPOX ontwikkelden graad III-V toxiciteit, terwijl 38% van de patiënten (n = 63) die CapMono kregen graad III-V toxiciteit ontwikkelden (p = 0,0026). 

Na correctie voor patiënt- en tumorkenmerken bleek CapMono samen te hangen met een lagere kans op het ontwikkelen van graad III-V toxiciteit vergeleken met CAPOX (odds ratio 0,54, 95% betrouwbaarheidsinterval 0,33-0,89). Bij patiënten met CAPOX waren de meest voorkomende toxiciteiten gastro-intestinaal (29%), hematologisch (14%) en neurologisch (11%) en andere toxiciteiten (13%). Bij de behandeling met CapMono waren de meest voorkomende toxiciteiten dermatologisch (17%), gastro-intestinaal (13%) en andere toxiciteiten (11%). 

Impact op behandeling ouderen 
Felice van Erning en collega’s concluderen dat slechts een derde van de oudere patiënten (70 jaar) met stadium III darmkanker adjuvante chemotherapie kreeg aangeboden. Verder wordt CAPOX geassocieerd met meer graad III-IV toxiciteiten in vergelijking met CapMono. Deze bevinding heeft een uitgesproken effect op de intensiteit van de behandeling aangezien patiënten met CAPOX hun behandeling vaker (moeten) afbreken voordat alle geplande cycli zijn voltooid. Ook krijgen patiënten met CAPOX een lagere cumulatieve dosis capecitabine vergeleken met patiënten met CapMono.  

Gelet op het feit dat het belangrijkste voordeel van adjuvante chemotherapie voortvloeit uit het gebruik van fluoropyrimidine, lijkt CapMono bij oudere patiënten de voorkeur te hebben boven CAPOX. Daarbij moet uiteraard rekening worden gehouden met de impact op de ziektevrije overleving en kwaliteit van leven van deze patiënten. Toch biedt de huidige studie nieuwe inzichten die medisch oncologen kunnen helpen om meer adequaat de voor- en nadelen van deze behandelopties te bespreken met oudere patiënten. 

Effect toevoegen oxaliplatin onzeker 
In de discussie gaan de onderzoekers onder meer in op het gegeven dat adjuvante behandeling bij ouderen met comorbiditeiten dient te leiden tot een betere kwaliteit van leven, symptoomcontrole en het behoud van functionele status. Vanuit deze optiek, en gelet op het onzekere effect van het toevoegen van oxaliplatin op de (algehele) overleving bij oudere patiënten, is het belangrijk om de prevalentie van chemotherapie geïnduceerde toxiciteit bij ouderen nader te onderzoeken. Graad III-V toxiciteit was sterker bij CAPOX (54%) dan bij CapMono (38%). Daarnaast kan het gebruik van geriatrische items bijdragen aan het voorspellen van de mate van toxiciteit bij oudere patiënten. 

  • Van Erning FN, Razenberg LG, Lemmens VE, Creemers GJ, Pruijt JF, Maas HA, Janssen-Heijnen ML: ‘Intensity of adjuvant chemotherapy regimens and grade III-V toxicities among elderly stage III colon cancer patients’.

  • Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl