Incidentie mondholtekanker neemt in Nederland met 1,2% per jaar toe
Tussen 1991 en 2010 is het aantal patiënten met mondholtekanker in Nederland met 1,2% per jaar toegenomen. Dat blijkt uit een onderzoek van Boukje van Dijk (IKNL) en collega’s dat verschenen is in de International Journal of Cancer. De stijging van mondholtekanker was groter bij vrouwen; bij laag stadium (I) en bij hoog stadium (IV) tumoren; en voor tong- en tandvleeskanker. Chirurgie maakte bij 77% van de mondholtekankers deel uit van de behandeling; het aandeel patiënten dat uitsluitend een operatie kreeg, steeg vooral bij stadium I en III. De relatieve 5-jaarsoverleving van patiënten met mondholtekanker nam toe van 57% in 1991-1995 naar 62% in 2006-2010.
Epidemiologische informatie is van essentieel belang voor het evalueren van zorg in de groeiende groep patiënten met mondholtekanker. Boukje van Dijk en collega’s onderzochten de trends in incidentie, mortaliteit en relatieve overleving voor mondholtekanker en de sublokalisaties van de mondholte. In het artikel relateren de onderzoekers deze trends aan (veranderingen in) stadium van de ziekte en type behandeling.
Geïncludeerd werden gegevens van patiënten met mondholtekanker (leeftijd, geslacht, tumorlocatie, stadium (ICD-O-3: C02-C06) en behandelkenmerken die tussen 1991 en 2010 door de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) zijn geregistreerd. De incidentie, mortaliteit en 5-jaarsoverleving werden berekend, evenals trends in het type behandeling.
Resultaten onderzoek
Uit de analyses blijkt dat de incidentie van mondholtekanker toenam met +1,2% per jaar (95% betrouwbaarheidsinterval: 0,9%; +1,6%). De stijging van mondholtekanker was groter bij vrouwen; bij laag stadium (I) en bij hoog stadium (IV) tumoren; en voor tong- en tandvleeskanker. Het sterftecijfer steeg licht met +0,8% per jaar (95% betrouwbaarheidsinterval: 0,3%; +1,3% per jaar), maar verschilde per sublokalisatie. De relatieve 5-jaarsoverleving verbeterde van 57% tussen 1991-1995 naar 62% tussen 2006-2010.
De 5-jaarsoverleving was beter voor vrouwen dan voor mannen (64% versus 55%) en nam af met oplopend stadium. De beste 5-jaarsoverleving werd waargenomen bij tongkanker (63%) en de slechtste bij kanker van het tandvlees (56%) en kanker van de mondbodem 55%). Het relatieve, extra risico op sterven was hoger bij patiënten die een niet-chirurgische behandeling kregen.
Chirurgie belangrijkste behandeloptie
Boukje van Dijk en collega’s stellen vast dat chirurgie tussen 1991 en 2010 de meest toegepaste behandeling was en dat het aandeel patiënten dat uitsluitend een operatie kreeg, toenam bij stadium I en III. Door het stijgend aantal patiënten (van 2.665 in 1991-1995 naar 3.947 in 2006-2010) in combinatie met de verbeterde overleving en het langdurige controleprogramma na de behandeling met frequente nacontroles, zorgt mondholtekanker voor een toenemende druk op de gezondheidszorg.
-
Van Dijk BAC, Brands MT, Geurts SME, Merkx MAW, Roodenburg JLN. ‘Trends in oral cavity cancer incidence, mortality, survival and treatment in The Netherlands’.
-
Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl