borstkanker
populatie
Bij borstkanker wordt immuno- / doelgerichte therapie in de initiële behandeling zowel bij uitgezaaide ziekte (stadium IV) als in combinatie met een operatie bij patiënten met een vroeger ziektestadium ingezet. In stadium IV worden dure geneesmiddelen naar verhouding vaker ingezet dan in andere stadia (bij 28% van de nieuw gediagnosticeerde patiënten in 2020-2022). Doordat uitzaaiingen bij borstkanker in veel gevallen pas langere tijd na diagnose optreden, vormt de groep patiënten met stadium IV bij diagnose een klein deel van alle patiënten die uiteindelijk met immuno- / doelgerichte therapie voor uitgezaaide borstkanker worden behandeld.
Stadium II komt bij diagnose beduidend vaker voor dan stadium IV. Patiënten met stadium II vormen dan ook bijna de helft (circa 2.350 patiënten in 2020-2022) van het totaal aantal patiënten bij wie deze middelen worden ingezet in de initiële behandeling. Ongeveer driekwart van deze patiënten wordt behandeld met trastuzumab (trastuzumab-emtansine en de combinatie van trastuzumab met pertuzumab inbegrepen), wat wordt ingezet bij patiënten met een HER2-positieve tumor. Doordat dit tumorkenmerk maar bij ongeveer 10% van de borstkankerpatiënten voorkomt, komt het grootste deel van de patiënten niet voor behandeling met trastuzumab in aanmerking. Ongeacht het stadium wordt immuno-/ doelgerichte therapie het vaakst bij jongere patiënten ingezet. Waar in stadium I 9% van de 18-64-jarigen hiermee wordt behandeld tegenover 1% van de 75-plussers, is dit in stadium IV respectievelijk 39% en 12%.
Ook is gebleken dat sociaaleconomische status van invloed is op de behandeling van patiënten met deze dure geneesmiddelen. Zo krijgt 10% van de vrouwen uit een lagere inkomensgroep doelgerichte therapie (in combinatie met chemotherapie) voor een operatie, vergeleken met 13% van de vrouwen uit een hogere inkomensgroep (‘Kanker in Nederland: sociaaleconomische verschillen’ – deel II.)
stadium
leeftijd
borstkanker
overleving
De overleving van patiënten met uitgezaaide borstkanker bij diagnose is door de jaren heen gestaag toegenomen. Begin jaren 2000 werd trastuzumab geïntroduceerd voor patiënten met HER2-positieve tumoren. In 2013 kwam ook pertuzumab beschikbaar voor deze patiëntgroep. Iets meer dan 1 op de 10 patiënten heeft een HER2-positieve tumor. De afgelopen jaren worden vaker PET-scans uitgevoerd bij patiënten die met borstkanker worden gediagnosticeerd. Hierdoor worden vaker uitzaaiingen op afstand gevonden, waardoor meer patiënten de diagnose stadium IV krijgen, terwijl ze voorheen met een lager stadium gediagnosticeerd zouden zijn. Deze patiënten hebben over het algemeen een gunstigere prognose dan patiënten die zonder PET-scan al in stadium IV werden gediagnosticeerd, wat de stijging in de afgelopen jaren van de overleving van de groep patiënten met uitgezaaide ziekte deels kan verklaren. Daarnaast hebben er ook andere veranderingen plaatsgevonden, zoals verbetering in radiotherapie en een toename van chemotherapeutische behandelingen. De mediane overleving is tussen 2008 en 2022 voor 18-64-jarigen het meest toegenomen (van 43 tot ruim 65 maanden).
Methode
Databronnen
De gegevens zijn afkomstig uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) die wordt beheerd door IKNL, en de GIP-databank van Zorginstituut Nederland. Daarnaast zijn gegevens over sterfte gebruikt van het CBS. Ook zijn voor het hoofdstuk Uitgaven aanvullende gegevens gebruikt van de website van De Staat van Volksgezondheid en Zorg, de website van de Nederlandse Zorgautoriteit, Zorgcijfersdatabank en de Kamerbrief voortgang financiële arrangementen geneesmiddelen 2023.
De NKR is een databank met gegevens van alle patiënten met kanker in Nederland. Deze bevat informatie over diagnostiek, patiënt- en tumorkarakteristieken, de behandeling en overleving. Doordat in de NKR voor de meeste kankersoorten nog geen complete informatie is vastgelegd over behandelingen die worden gegeven na de initiële behandeling, bevat deze website alleen informatie uit de NKR over patiënten die als onderdeel van de initiële behandeling dure geneesmiddelen (zie ‘Definities van geneesmiddelen’) hebben gekregen.
GIP-databank bevat declaratiegegevens per kalenderjaar voor alle add-on geneesmiddelen. Dit zijn geneesmiddelen die door het ziekenhuis worden verstrekt en die apart gedeclareerd worden naast een diagnosebehandelcombinatie (DBC). De uitgaven betreffen de door zorgverzekeraars aan zorgaanbieders vergoedde kosten. De declaratiegegevens in de GIP-databank zijn gebaseerd op de prijs van het geneesmiddel exclusief (vertrouwelijke) kortingsafspraken. In GIP-databank zijn zowel de totale jaarlijkse uitgaven als het totaal aantal declaraties per indicatie van een add-on middel binnen een kankersoort bekend. Hierin zijn dus alle declaraties inbegrepen gedurende het gehele ziektebeloop (zowel bij de initiële behandeling als bij latere behandelingen).
Het CBS beschikt over informatie over de doodsoorzaak van personen die zijn ingeschreven bij de Basisregistratie Personen (BRP). De doodsoorzaak is gedefinieerd als de ziekte of gebeurtenis waarmee de aaneenschakeling van gebeurtenissen die tot de dood leidde, startte. Doordat de doodsoorzaken door het CBS bij sommige kankersoorten iets anders zijn ingedeeld, wijkt de kankersoortindeling in de figuren van uitgaven ten opzichte van incidentie en sterfte in het hoofdstuk Uitgaven iets af ten opzichte van andere figuren.
Afbakeningen data
Analyses NKR-data
- Leeftijd patiënten ≥ 18 jaar
- Invasieve tumoren
- Alleen initiële behandelingen; geen behandelingen voor terugkerende of verergerende ziekte. Als er in eerste instantie een afwachtend beleid wordt gevolgd (zoals onder andere bij CLL en multipel myeloom), geldt de behandeling die gestart wordt na het afwachtende beleid als de initiële behandeling.
- Voor meerdere tumoren bij dezelfde patiënt worden de internationale regels van IACR gehanteerd. Dit betekent dat per persoon meerdere tumoren in hetzelfde orgaan doorgaans maar één keer geteld worden (bijvoorbeeld borstkanker in de linker- en de rechterborst), maar twee tumoren in verschillende organen wel beide worden geteld (bijvoorbeeld borstkanker en darmkanker).
Analyses data GIPdatabank
- De analyses van gegevens van de GIPdatabank bevatten enkel de inzet van add-on geneesmiddelen voor oncologische aandoeningen (dus geen (off-label) toepassingen voor andere aandoeningen). In de weergegeven uitgaven zijn eventuele betalingen door fabrikanten/leveranciers aan zorgverzekeraars op grond van kortingsafspraken tussen het ministerie van VWS en fabrikanten/leveranciers niet verrekend.
Definities van geneesmiddelen
In dit product wordt gebruikgemaakt van verschillende classificaties van geneesmiddelen. Deze zijn als volgt gedefinieerd:
- Dure geneesmiddelen: Alle ‘add-on geneesmiddelen’ die zijn inbegrepen in de declaratiedata (van 2017 t/m 2022) van de GIP-databank van Zorginstituut Nederland. Add-on geneesmiddelen zijn geneesmiddelen die in het ziekenhuis verstrekt worden en waarvan de kosten gemiddeld meer dan € 1.000 per patiënt per jaar bedragen.
- Chemotherapie: Voor oncologische indicaties gedeclareerde chemotherapeutische middelen uit de ATC-groep L01A t/m L01D (alkylerende middelen, antimetabolieten, plantalkaloïden & andere natuurlijke producten, cytotoxische antilichamen & verwante substantia)
- Immuno- / doelgerichte therapie: De categorie add-on geneesmiddelen met de hoogste uitgaven: de voor oncologische indicaties gedeclareerde middelen uit de ATC-groepen L01E (proteïnekinaseremmers), L01F (monoclonale antilichamen), L01X (overige antineoplastische agentia) en L04A (immunosuppresanten) (zie Bijlage 1).
- Hormonale (endocriene) therapie: voor oncologische indicaties gedeclareerde hormonale dure geneesmiddelen uit de ATC-groep L02B (hormoonantagonisten en gerelateerde agentia)
- Radionucliden: voor oncologische indicaties gedeclareerde radionucliden uit de ATC-groep V10 (therapeutische radiofarmaceutica)
Populatie
De data over het aantal declaraties (waarbij een declaratie is gedefinieerd als de declaratie van een add-on geneesmiddel voor één indicatie voor één persoon in een jaar) zijn afkomstig uit de GIP-databank. De informatie over patiëntkenmerken zoals leeftijd, vitaliteit (performance status), comorbiditeiten, en het ziektestadium zijn afkomstig uit de NKR. Bij prostaatkanker zijn juist alleen hormonale dure geneesmiddelen meegenomen, omdat de uitgaven aan deze middelen per declaratie vergelijkbaar zijn met die aan immuno- /doelgerichte therapie, en immuno-/doelgerichte therapie in principe niet in de initiële behandeling wordt gegeven. Zoals eerder beschreven, worden namelijk alleen de patiënten weergegeven waarbij de middelen in de initiële behandeling wordt ingezet.
De informatie over patiëntkenmerken is weergegeven voor alle kankersoorten samen en voor de tien kankersoorten met de hoogste uitgaven aan dure geneesmiddelen apart. Bij de figuren van alle kankersoorten samen worden patiënten met verschillende kankersoorten meerdere keren meegeteld.
Data over de performance status (die de algehele vitaliteit van een patiënt aanduidt) en het aantal comorbiditeiten is alleen weergegeven wanneer deze voor minimaal 70% van de totale patiëntpopulatie beschikbaar was. Performance status is alleen weergegeven voor patiënten die immuno-/doelgerichte therapie hebben ontvangen, omdat dit bij deze patiëntgroep vaker is vastgelegd. Bij het aantal comorbiditeiten zijn vergelijkbare comorbiditeiten samengenomen tot één comorbiditeit (bijvoorbeeld milde en ernstige leveraandoeningen).
In de analyses van de patiëntkenmerken zijn patiënten met onbekende/missende gegevens op het betreffende kenmerk niet meegenomen.
Behandeling
De informatie uit het hoofdstuk ‘Behandeling’ is afkomstig uit de GIP-databank. Deze declaratiedata omvatten de inzet van dure geneesmiddelen in alle behandellijnen.
Overleving
De informatie over overleving is afkomstig uit de NKR. De overlevingsanalyses betreffen steeds de totale patiëntpopulatie, dus omvatten ook patiënten die geen dure geneesmiddelen hebben gehad. Patiënten die niet met dure geneesmiddelen behandeld worden hebben vaak andere kenmerken dan patiënten die wel dure geneesmiddelen krijgen. Ze zijn bijvoorbeeld gemiddeld ouder en hebben gemiddeld genomen meer comorbiditeit. Deze verschillen tussen de beide patiëntengroepen maken een vergelijking met NKR-data ingewikkeld. In klinische trials wordt wel een vergelijking gemaakt tussen wel en niet behandelde patiënten, omdat in een trial beide patiëntengroepen wel dezelfde kenmerken hebben. Daarnaast is het niet zinnig om met NKR-data de trend in overleving van enkel de behandelde patiënten weer te geven. Allereerst omdat in veel gevallen onbekend is welke patiënten vóór de introductie van een middel ervoor in aanmerking zouden zijn gekomen en verder omdat in de loop van de tijd de indicatie van een middel kan wijzigen. De overlevingscijfers van de totale populatie laten dus zien wat de bijdrage van dure geneesmiddelen is voor de totale populatie.
Voor overleving worden verschillende uitkomstmaten gehanteerd:
- Mediane overleving in maanden: het aantal maanden na diagnose waarop de helft van de patiënten nog in leven is. Hiervoor is de Kaplan-Meier methode gebruikt. De mediane overleving is vooral een geschikte uitkomstmaat als de sterfte de eerste periode na de diagnose hoog is en veranderingen in de sterftekansen in die periode optreden. Op dezelfde manier kan ook de overleving in maanden van het kwart patiënten met de slechtste, respectievelijk de beste overleving worden berekend. Als er weinig sterfte is, is deze methode niet geschikt.
- Relatieve overleving: het percentage patiënten dat een bepaald aantal jaren na de diagnose nog in leven is, gecorrigeerd voor het verwachte percentage mensen met dezelfde leeftijd en geslacht dat in leven is op basis van de levensverwachting in de algemene bevolking. Hiervoor is de Ederer II-methode gebruikt. Ook is hiervoor leeftijdsstandaardisatie toegepast om te corrigeren voor veranderingen in de leeftijdsopbouw in de onderzochte periode. Hiervoor zijn de ICSS-gewichten toegepast zoals beschreven door Corazziari et al. (European Journal of Cancer, 2004). De relatieve overleving is een geschikte uitkomstmaat voor alle soorten kanker, maar kan niet altijd zeer recente ontwikkelingen tonen. De relatieve overleving is weergegeven bij een minimumaantal van 50 patiënten per tijdsperiode.
Voor de overlevingsanalyses van solide tumoren zijn alleen de patiënten met uitzaaiingen op afstand bij diagnose geselecteerd (M1-categorie in de TNM-classificatie of tumoruitbreiding ‘metastase op afstand’ of primaire lokalisatie onbekend met afstandsmetastasen).
Voor kankersoorten waarbij dure geneesmiddelen worden ingezet (zie Bijlage 2 voor de definities van deze kankersoorten) is de overleving berekend voor verschillende tijdsperiodes waarin patiënten zijn gediagnosticeerd. Voor de tien kankersoorten die in 2022 de hoogste uitgaven aan dure geneesmiddelen hadden, is de overleving daarnaast weergegeven per diagnosejaar. Daarbij is steeds het jaartal aangegeven waarin immuno- / doelgerichte therapieën (en bij prostaatkanker ook hormonale dure geneesmiddelen en radionucliden) voor het eerst werden vergoed voor patiënten met uitgezaaide ziekte (in het geval van solide tumoren) of voor de kankersoort in het algemeen (bij hematologische maligniteiten). Omdat voor geneesmiddelen die vóór 2017 werden geïntroduceerd geen vergoedingsdatum op indicatieniveau bekend is, is het jaar van het cieBOM-advies of anders de EMA-registratie weergegeven. Bij combinatie met andere immuno-/ doelgerichte middelen bij eerste registratie zijn deze weergegeven met een +. Combinaties met andere typen geneesmiddelen zijn niet weergegeven in de figuur.
Uitgaven
De informatie uit het hoofdstuk ‘Uitgaven’ is grotendeels afkomstig uit de GIP-databank. Deze data zijn aangevuld met informatie van de website van De Staat van Volksgezondheid en Zorg over de totale uitgaven aan dure geneesmiddelen voor alle aandoeningen samen, informatie van de website van de Nederlandse Zorgautoriteit en Zorgcijfersdatabank over uitgaven in de medisch-specialistische zorg, informatie uit de Kamerbrief voortgang financiële arrangementen geneesmiddelen 2023 over vertrouwelijke kortingen, en met informatie uit de NKR over de incidentie en sterfte van verschillende soorten kanker.
Colofon
Auteurs: Lieke van Disseldorp, Femke Jacobs, dr. Anke Richters, Werner Tolsma, dr. Otto Visser, Chantal Pereira
Vormgeving/datavisualisatie: Camila van Ham en Marja van Vliet
Met dank aan alle in- en externe experts die feedback hebben geleverd
Bijlage 2 - Definities kankersoorten
De definities van de meeste kankersoorten zijn conform NKR Cijfers. Enkele kankersoorten waarvoor een specifieke definitie is aangehouden, zijn:
- Borstkanker: alleen invasief mammacarcinoom, dus excl. DCIS
- Melanoom: melanoom van de huid, mucosaal melanoom, melanoom met onbekende primaire lokalisatie (exclusie: oogmelanoom)
- Darmkanker: coloncarcinoom, appendixcarcinoom, rectumcarcinoom en rectosigmoïdcarcinoom
- Eierstok- en eileiderkanker: alleen epitheliale tumoren
- Kanker van het nierbekken en overige urinewegen: invasief pyelumcarcinoom, invasief uretercarcinoom, carcinoom van de urethra en niet nader omschreven urinewegcarcinoom
- Leverkanker: alleen hepatocellulair carcinoom