Kinderhand met infuus

Internationale samenwerking bij registratie CZS-tumoren kinderen kan behandelingen verbeteren

Bij kinderen zijn tumoren van het centrale zenuwstelsel (CZS) de meest voorkomende solide tumoren. Vaak hebben ze een slechte prognose. In zijn promotie laat Raoull Hoogendijk zien dat de registratie van deze zeldzame tumoren in veel gevallen niet aansluit bij de werkwijze in de kliniek. Hij doet aanbevelingen om dat te verbeteren, met als doel: meer inzicht krijgen in deze vormen van kanker. ‘De informatie over deze tumoren moet uniformer vastgelegd worden en meer rekening houden met de werkwijze in de kliniek. Ook is internationale samenwerking bij de registratie belangrijk. Daardoor kan data onderling beter vergeleken worden, waardoor die bruikbaarder wordt voor artsen en onderzoekers.’

Raoull Hoogendijk deed aan de hand van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) promotieonderzoek naar de overleving, incidentie en registratiekwaliteit van CZS-tumoren bij kinderen en jonge adolescenten (tot 18 jaar) in de periode 1990-2017. Hij deed dat in het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie in Utrecht.
Aanleiding voor zijn promotie was een groot Europees onderzoek uit 2017 waarin Nederlandse kinderen een slechtere overleving leken te hebben bij bepaalde CZS-tumoren in vergelijking met kinderen uit andere Europese landen. 

Registratie beïnvloedt overlevingscijfer

In een van zijn studies bekeek Hoogendijk de veranderingen over de tijd in incidentie en overleving van kinderen met een CZS-tumor in Nederland. De studie liet zien dat de overleving van CZS-tumoren licht verbeterde, maar ook dat de combinatie van veranderingen in registratie en diagnostiek van invloed zijn op de overlevingsuitkomsten. Hierdoor onstond het vermoeden dat verschillen in registratie en/of diagnostiek tussen landen deels de verschillen in overleving van CZS-tumoren in Europa kunnen verklaren. Dit werd later bevestigd in een andere studie waar de verschillen in incidentie en overleving van CZS-tumoren tussen België en Nederland werden vergeleken. Zo kan vanwege de kwetsbare locatie van een tumor (bijvoorbeeld in de hersenstam) niet altijd een diagnostische bevestiging van de patholoog komen. In zulke gevallen ontstaat het risico dat de tumor verkeerd geregisteerd wordt. Verdere analyse toonde aan dat het onterecht als kwaadaardig registreren van goedaardige tumoren de uitkomsten voor kwaadaardige tumoren kan verbeteren, terwijl de overlevingskansen van goedaardige tumoren onveranderd blijven.

Protocol om data bruikbaar te maken

Om verschillen in de classificatie en registratie van CZS-tumoren bij kinderen hanteerbaar te maken en de data bruikbaar voor onderzoek, ontwikkelde Hoogendijk een protocol. Daarmee kunnen onderzoekers problemen in de datakwaliteit identificeren en, ondanks de registratieverschillen, klinisch relevantere uitkomsten genereren. 
Hoogendijk zette zijn protocol in bij de analyse van data (uit de EUROCARE-6 -database) van ruim 30.000 kinderen uit 31 landen met een CZS-tumor. De uitkomsten van zijn analyse sluiten nu beter aan op de klinische praktijk. Bovendien maakte de grote onderzoeksgroep het voor het eerst mogelijk om de 10- en 15-jaarsoverleving voor meerdere subgroepen te schatten.

Classificeren moet uniformer

Hoogendijk ziet het gebruik van zijn protocol als een kortetermijnoplossing. Om de registratie bij CZS-tumoren structureel te verbeteren, is een uniforme manier van registreren nodig. Die moet ook makkelijk aanpasbaar zijn aan de snelle ontwikkelingen in de diagnostiek. Hoogendijk vraagt in zijn promotie aandacht voor de tekortkomingen van de in Europa veel gebruikte ICD-O-classificatie, in relatie met het wereldwijd veel gebruikte diagnostisch classificatie systeem: WHO CNS5. Omdat de ICD-O tot op heden achterblijft en nieuwe typen CZS- tumoren nu niet nauwkeurig geregistreerd worden, wordt de discrepantie met de kliniek vergroot. Een brede invoering van de relatief nieuwe en flexibeler ICD-11-classificatie, die in sommige landen (waaronder Nederland voor CZS-tumoren bij kinderen) is gedaan, kan dat verbeteren. 

Met een translationele benadering zullen onderzoeksresultaten sneller bijdragen aan betere zorg en een hogere overleving voor patiënten

Van registratie naar betere zorg

Om verschil te maken voor kinderen met een CZS-tumor, is meer nodig dan een betere registratie. Hoogendijk roept in zijn promotie op tot een zogeheten ‘translationele benadering’ bij CZS-tumoren. ‘Die houdt in dat epidemiologische, klinische en moleculair biologische databronnen worden geïntegreerd. Daardoor kunnen we de mogelijkheden van op populatie gebaseerde data optimaal gebruiken en zullen onderzoeksresultaten sneller bijdragen aan betere zorg en een hogere overleving voor patiënten.’

Concrete aanbevelingen die Hoogendijk in zijn onderzoek doet, zijn: 

  • Het gebruik van AI: deep learning-modellen voor tumorclassificatie en real-time data-extracties om registraties te verfijnen, AI voor beeldanalyse en diagnostiek bij CZS-tumoren en AI bij data-extractie uit patiëntendossiers, de automatische classificatie van tumoren en het voorspellen van langetermijnoverleving (daarmee wordt onder andere getest bij het IKNL-project R(H)ONDA).
  • Het combineren van kankerregistraties met farmaceutische, pathologische en genetische data.
  • Onderzoek naar omgevingsfactoren (zoals vervuiling, chemicaliën en voeding) als risicofactoren voor CZS-tumoren staat nu nog in de kinderschoenen. Verbeterde koppeling van milieudata met kankerregistraties kan bijdragen aan preventieve strategieën.

Startpunt voor meer

Hoogendijk hoopt dat zijn promotie een startpunt zal zijn om verder te werken aan een betere registratie van CZS-tumoren. ‘Zodat deze moeilijke vormen van kanker beter onderzocht kan worden. Om te beginnen is een update van het wereldwijde classificatiesysteem, de International Classification of Childhood Cancer, zeer gewenst. Ik heb aangetoond dat een nauwkeurige registratie leidt tot de juiste en relevante kennis die uiteindelijk nodig is om de uitkomsten van kinderen met een CZS-tumor te verbeteren. Daar gaat het om.’ 

Raoull Hoogendijk verdedigt zijn proefschrift ‘Epidemiology of Pediatric Central Nervous System Tumors, Back to the future’ op woensdag 2 april om 16.15u bij Utrecht University. (Co)Promotoren zijn prof. dr. E.W. Hoving, prof. dr. P. Wesseling, dr. ir. H.E. Karim-Kos, dr. D.G. van Vuurden. Voor meer informatie zie het item in de agenda van de Universiteit Utrecht. De verdediging is te volgen via een livestream.

Onderzoek in vogelvlucht

Bij kinderen zijn tumoren van het centrale zenuwstelsel (CZS) de meest voorkomende solide tumoren. Deze vorm van kanker heeft vaak een slechte prognose. Het proefschrift van Raoull Hoogendijk, gebaseerd op gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR), geeft nieuwe inzichten in de overleving, incidentie en registratiekwaliteit van CZS-tumoren bij kinderen en jonge adolescenten (tot 18 jaar). Hij laat onder meer zien dat de registratie van dit type tumor vaak niet aansluit bij de werkwijze in de kliniek, en doet aanbevelingen om dat te verbeteren. 

Ook analyseerde Hoogendijk in Europees verband (EUROCARE-6) data van kinderen met een CZS-tumor. Door de implementatie van een specifiek ontwikkeld protocol sluiten deze uitkomsten nu beter aan op de klinische praktijk. Bovendien maakte de grote onderzoeksgroep het mogelijk om lange¬termijnoverleving voor meerdere subgroepen te schatten. Raoulls onderzoek benadrukt het belang van een nauwkeurige registratie en internationale samenwerking om de uitkomsten van deze zeldzame tumoren te verbeteren.

cover-Raoull-Hoogendijk-1-(1).jpg 
 

Gerelateerd nieuws

Overleving van kinderen met kanker verder verbeterd

moeder-en-kind-hand-in-hand Door betere diagnostiek en behandelingen is de overlevingskans voor kinderen (0 tot 18 jaar) met kanker verder gestegen. Dat blijkt uit data van de Nederlandse Kankerregistratie, die Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) presenteert in aanloop naar Wereld Kinderkankerdag (15 februari). Van de kinderen die in de periode 2010-2018 kanker kregen, was 84 procent vijf jaar later nog in leven*. Bij kinderen die in de periode 1990-1999 kanker kregen, lag dit percentage op 74 procent.  lees verder

Verschil in overleving kinderkanker in Nederland en België vraagt om verder onderzoek

Kindje met beer in bed

Uit een recente studie blijkt dat er verschillen zijn in de overlevingskansen van kinderen met bepaalde soorten kanker in Nederland en België. Hoewel de algemene 5-jaarsoverleving van kinderen met kanker in beide landen ruim 80% bedraagt, hebben kinderen in Nederland een hogere overlevingskans bij acute myeloïde leukemie (78% versus 68% in België), terwijl België betere resultaten laat zien bij neuroblastoom (82% versus 64% in Nederland). 

lees verder