Proefschrift Simone Augustinus

Betere zorg alvleesklierkanker vraagt om meer persoonlijke aanpak

Alvleesklierkanker (pancreascarcinoom) kent over het algemeen een slechte prognose. Om patiënten zo goed mogelijk te helpen, werken medisch specialisten in een multidisciplinair team samen in de Dutch Pancreatic Cancer Group. Daarin wordt kennis over de nieuwste behandelmethoden gedeeld binnen expertisecentra, zodat patiënten de voor hen meest optimale behandeling kunnen krijgen. Het proefschrift van Simone Augustinus (Amsterdam UMC) over het Dutch Pancreatic Cancer Project (PACAP) beschrijft de meest recente wetenschappelijke inzichten van deze samenwerking.

Binnen PACAP worden data eenmalig verzameld en meervoudig gebruikt voor verschillende onderzoeken. Door nauwe afstemming binnen de DPCG wordt voorkomen dat onderzoek dubbel wordt gedaan.

In meerdere onderzoeken uit haar proefschrift put Augustinus uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Zo evalueert ze in hoofdstuk 3 vijf best practices die in de zorg voor patiënten met pancreascarcinoom werden geïmplementeerd en vergelijkt ze de behandeluitkomsten met patiënten die gebruikelijke zorg kregen. De vijf best practices waren:
•    optimaal gebruik van perioperatieve chemotherapie
•    palliatieve chemotherapie
•    pancreas enzym suppletie therapie (PERT)
•    verwijzing naar een diëtist
•    het gebruik van metalen in plaats van plastic stents bij patiënten met galwegobstructie
Op basis van gegevens van bijna 6000 patiënten zag Augustinus dat drie van de vijf best practices meer werden toegepast (palliatieve chemotherapie, PERT en stents). De 1-jaarsoverleving nam echter niet toe (24% vs 23%). 61 procent van de patiënten kreeg geen tumorgerichte behandeling. De slechte prognose en het afzien van behandeling onderstreept volgens Augustinus het belang van gepersonaliseerde behandelopties.

Pathologie

In hoofdstuk 5 onderzocht Augustinus of recente veranderingen in de zorg voor patiënten met alvleesklierkanker van invloed waren op R0-resecties (bij een R0-resectie wordt de gehele tumor verwijderd, met een tumorvrije marge van >1mm). Het landelijke percentage R0-resecties nam in de loop van de tijd af (van 68% in 2009 tot 43% in 2019). Augustinus en collega’s zagen dat dit vooral kwam door meer complete pathologierapportage. Veranderingen als ziekenhuisvolume, neoadjuvante therapie en minimaal invasieve chirurgie speelden geen rol bij de afname van R0-resecties.

Kwaliteit van leven

In hoofdstuk 6 van haar proefschrift belicht Augustinus de kwaliteit van leven op basis van patientgerapporteerde uitkomsten uit PROFIEL. Richtlijnen geven aan dat zorgverleners de impact van behandeling op de kwaliteit van leven moeten bespreken tijdens het proces van gezamenlijke besluitvorming. De belangrijkste behandelingen voor patiënten met pancreascarcinoom zijn grofweg in te delen in drie groepen: alleen chemotherapie, chemotherapie gevolgd door resectie, en ondersteunende zorg (best supportive care, BSC). De groep patiënten met lokaal gevorderd pancreascarcinoom (LAPC) omvat patiënten die al deze soorten behandelingen kunnen krijgen. In haar studie richt Augustinus zich dus op deze groep. De algemene kwaliteit van leven van patiënten bleef stabiel in de loop van de tijd, ook in de subgroep van patiënten die tumorgerichte behandeling kregen. In een derde van de sub-schalen van kwaliteit van leven was een statistisch significant en klinisch relevant te zien in het verloop van de tijd: verlies van eetlust, pijn, en symptomen van leverfalen (zoals geelzucht, jeuk) verbeterden, terwijl patiënten meer klachten van diarree, winderigheid, veranderd ontlastingspatroon en financiële moeilijkheden rapporteerden. Deze bevindingen kunnen hulp bieden bij de gezamenlijke besluitvorming en optimalisatie van symptoombehandeling voor patiënten die behandeld worden voor alvleesklierkanker.

In het proefschrift spitst Augustinus verder toe op het verbeteren van toekomstig onderzoek en het belang van standaardisatie en de uitwisselbaarheid van gegevens in internationaal onderzoek.

Doordat pancreascarcinoom vaak in een relatief laat stadium ontdekt wordt, is de prognose over het algemeen niet goed. Desondanks zijn de afgelopen jaren wel kleine verbeteringen ontstaan in de behandeling (zie ook het rapport: Alvleesklierkanker in Nederland. Kleine stappen vooruit. [link naar: https://iknl.nl/alvleesklierkanker-in-nederland]) Het proefschrift van Augustinus laat zien dat het van belang is dat nieuwe onderzoeksresultaten snel geïmplementeerd worden in de klinische praktijk, en dat gezamenlijke besluitvorming van cruciaal belang is.

Medewerkers

Lydia van der Geest

Lydia van der Geest

onderzoeker HPB-tumoren

lees verder
Gerelateerd nieuws

Netwerkzorg bij diagnose- en behandeltraject alvleesklierkanker: Nederland loopt voor, maar ruimte voor verbetering

Jana Hopstaken onderzocht het diagnose- en behandeltraject bij alvleesklierkanker

Jana Hopstaken (Radboudumc) bracht met NKR-data de effecten van netwerkzorg in kaart rondom Nederlandse centra die gespecialiseerd zijn in de behandeling van alvleesklierkanker. Meestal wordt er gekeken naar effecten van een behandeling (bijvoorbeeld chirurgie), maar onderzoek hoe ziekenhuizen samenwerken in het diagnostische of behandelingstraject is er niet tot nauwelijks. Ze ziet dat in Nederland samenwerking en dataverzameling er beter op staat dan in andere landen, maar ook punten ter verbetering. ‘Op een congres in de VS vernam ik onlangs dat ze daar langzaamaan pas beginnen met centralisatie en netwerkzorg.’

lees verder

Aanbevelingen voor zorg alvleesklierkanker nog steeds actueel

In 2021 lanceerden DPCG, IKNL en LWH het rapport 'Alvleesklierkanker in Nederland. In kleine stappen vooruit

Een jaar geleden zag het rapport ‘Alvleesklierkanker in Nederland. Kleine stappen vooruit’ het licht. DPCG-voorzitter Olivier Busch blikt terug: ‘de aanbevelingen zijn nog steeds actueel.’

lees verder