Arm vrouw met infuus chemotherapie

Veel ruimte voor verbetering in toepassing neoadjuvante chemotherapie bij spierinvasieve blaaskanker

Uit onderzoek blijkt dat er grote ziekenhuisvariatie bestaat in het gebruik van neoadjuvante chemotherapie bij patiënten met spierinvasieve blaaskanker. Dit lijkt impact te hebben op de overleving van de patiënt. De variatie kan voor een deel worden gereduceerd door betere naleving van de richtlijnen voor patiënten met stadium T3-4a blaaskanker en door kritische herevaluatie van de richtlijnen op basis van toekomstig wetenschappelijk onderzoek voor patiënten met stadium T2 blaastumoren. De onderzoekers hopen dat de studie leidt tot meer eenduidig beleid.

Aanzienlijke ziekenhuisvariatie in het gebruik van neoadjuvante chemotherapie 

De in de internationale richtlijnen aanbevolen behandeling voor patiënten met spierinvasieve blaaskanker is een blaasverwijdering (radicale cystectomie), voorafgegaan door chemotherapie (neoadjuvante chemotherapie). Deze aanbeveling is gebaseerd op een aantal klinische studies die een beperkt overlevingsvoordeel laten zien. Dit voordeel was echter niet onomstotelijk bewezen voor álle ziektestadia van spierinvasieve blaaskanker. Hierdoor werd er praktijkvariatie verwacht, maar het was onbekend hoe groot die variatie is en wat hiervan het effect is op de uitkomsten voor de patiënt. Daarom onderzocht de BlaZIB-studie groep de variatie in de toepassing van neoadjuvante chemotherapie, welke factoren hiermee samenhangen en wat het effect van de variatie is op de overleving van de patiënt. 

De belangrijkste resultaten uit deze studie

Slechts één op de drie patiënten die voor neoadjuvante chemotherapie in aanmerking kwamen, kreeg daadwerkelijk deze behandeling. Het aandeel patiënten dat met neoadjuvante chemotherapie behandeld werd was groter in de groep patiënten met blaaskanker stadium T3-4a (55%), vergeleken met stadium T2 (26%). Voor patiënten met blaaskanker stadium T2 was het gebruik van neoadjuvante chemotherapie geassocieerd met leeftijd en BMI. Voor patiënten met stadium T3-4a vonden de onderzoekers associaties met leeftijd en het hebben van comorbiditeiten. 

De ziekenhuisvariatie in het gebruik van neoadjuvante chemotherapie was aanzienlijk, met 7-57% voor patiënten met T2-stadium en 31-62% voor patiënten met stadium T3-4a. Patiënten die waren gediagnosticeerd in een ziekenhuis dat vaker neoadjuvante chemotherapie geeft (ongeacht of patiënten ook daadwerkelijk neoadjuvante chemotherapie kregen) lijken een betere overleving te hebben dan patiënten in ziekenhuizen die minder vaak neoadjuvante chemotherapie geven. Dit verschil was echter niet statistisch significant. 

De studie werd uitgevoerd binnen het landelijke populatie-gebaseerde cohort BlaaskankerZorg in Beeld (BlaZIB). Deze onlangs afgeronde studie bestaat uit alle patiënten met niet-gemetastaseerd spierinvasieve blaaskanker, gediagnosticeerd tussen november 2017 en november 2019. Gegevens over de patiënt, tumor, behandelkenmerken en toxiciteit werden door datamanagers van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) uit de medische dossiers verzameld en vervolgens door de onderzoekers geanalyseerd. Hoewel de studie is afgerond, zullen de verzamelde data ook voor toekomstige onderzoeksvragen beschikbaar blijven. Hier kunt u een gegevensaanvraag indienen

Mogelijke overlevingswinst patiënten

De literatuur laat duidelijk de mogelijke overlevingswinst zien in patiënten met T3-4a blaaskanker. In deze patiëntengroep zou de naleving van de richtlijnen kunnen worden verbeterd. Voor patiënten met stadium T2 blaaskanker is het bewijs van het overlevingsvoordeel van neoadjuvante chemotherapie niet overtuigend, mogelijk moeten de richtlijnen worden aangescherpt. Ook kan nog niet worden verklaard waarom patiënten gediagnosticeerd in een ziekenhuis dat vaker neoadjuvante chemotherapie geeft een betere overleving lijken te hebben dan patiënten in ziekenhuizen die minder vaak neoadjuvante chemotherapie geven. Mogelijk spelen grotere patiëntvolumes en meer OK-ervaring een rol, wat op zijn beurt weer resulteert in een betere patiëntselectie voor specifieke behandelingen en betere uitkomsten na chirurgie. Naar dit onderliggende mechanisme is meer onderzoek nodig.

Bron
Lisa M C van Hoogstraten, Calvin C O Man, J Alfred Witjes, Richard P Meijer, Sasja F Mulder, Tineke J Smilde, Theodora M Ripping, Lambertus A Kiemeney, Katja K H Aben: Low adherence to recommended use of neoadjuvant chemotherapy for muscle-invasive bladder cancer.

Meer informatie 
Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl. Informatie over de BlaZIB-studie vindt u op de projectpagina en de BlaZIB-website. Voor vragen over blaaskanker kunt u contact opnemen met dr. Katja Aben of dr. Vera Atema.

Gerelateerde projecten

BlaZIB: Landelijk cohort voor blaaskankerzorg

Het doel van BlaZIB (BlaaskankerZorg In Beeld) is om inzicht te geven in de kwaliteit van zorg en deze waar mogelijk te verbeteren. Om dit doel te bereiken brengen onderzoekers de blaaskankerzorg in beeld vanaf het optreden van de eerste klachten tot en met een paar jaar na de diagnose en behandeling van blaaskanker.

lees verder
Medewerkers

Katja Aben

dr. Katja Aben

hoofdonderzoeker

lees verder

Vera Atema

portretfoto dr. Vera Atema adviseur urogenitale kanker

adviseur urogenitale kanker

lees verder
Gerelateerd nieuws

Blaaskanker bij vrouwen: alleen eerste twee jaar na diagnose hoger sterfterisico

Alleen eerste twee jaar na diagnose oversterfte door blaaskanker bij vrouwen

Vrouwen met blaaskanker hebben alleen in de eerste twee jaar na diagnose een hoger risico om te overlijden aan deze ziekte dan mannen. In de jaren daarna is het sterfterisico van mannen en vrouwen vergelijkbaar, zo blijkt uit onderzoek van Anke Richters (IKNL) en collega’s. Dat betekent dat bij vrouwen sprake is van een onderschatting van de oversterfte in de eerste twee jaar na diagnose. Mogelijk is een agressievere behandeling van vrouwen met blaaskanker gerechtvaardigd.

lees verder

Effect neo-adjuvante chemotherapie groter in cT3-4a dan in cT2 blaaskanker

Patiënten met stadium cT3-4aN0M0 blaaskanker die neo-adjuvante chemotherapie en een radicale cystectomie kregen, hebben een betere algehele overleving dan patiënten die uitsluitend zijn behandeld met radicale cystectomie. Bij patiënten met cT2N0M0 blaaskanker werd geen overlevingsvoordeel gevonden. Dat blijkt uit onderzoek van Tom Hermans (NKI-AvL) en collega’s met gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie. Verder suggereren de onderzoekers op basis van de uitkomsten van deze studie dat meer maatwerk nodig is bij het gebruik van peri-operatieve chemotherapie waarbij toepassing van neo-adjuvante chemotherapie bij patiënten met cT3-4aN0M0 blaaskanker sterk aanbevolen wordt.

lees verder