Reacties van betrokkenen op de pandemie

Reacties betrokkenen op COVID-19-pandemie

De COVID-19 pandemie was, ook voor de oncologische zorg, een tijd waarin veel gebeurde. Onderstaand reacties van een aantal betrokkenen. 

‘Samenwerking snel opgetuigd’

Prof. dr. Marcel Verheij
Radiotherapeut-oncoloog en afdelingshoofd Radboudumc, voorzitter platform Oncologie SONCOS van de FMS

‘Het belangrijkste leerpunt is toch wel dat we gezien hebben dat samenwerking snel tot stand komt. Dat stemt positief voor de toekomst. We hebben sterke behoefte aan inzage in elkaars capaciteit. Dat hoeft niet per definitie landelijk geregeld te worden, maar kan ook op regionaal niveau. Netwerkvorming, zoals die in het Integraal Zorgakkoord (IZA) wordt gestimuleerd, helpt daarbij.
Tijdens de pandemie hebben we ook enkele behandelschema’s van radiotherapie zo kunnen wijzigen dat patiënten minder vaak naar het ziekenhuis hoeven te komen. Voor de patiënt is dat winst, voor ziekenhuizen heeft het vooralsnog beperkt effect. Dat komt met name door personeelskrapte. Ook zien we dat na de pandemie we blijven inzetten op videoconsulten, natuurlijk waar dat kan.
Het IZA komt nu op het juiste moment. We hebben gezien dat de oncologische zorg snel in staat is adequaat wijzigingen in behandeling door te voeren, om daarmee de druk op de zorg te ontlasten. In een tijd waarin passende zorg steeds belangrijker wordt is dat erg waardevol. De minister wil vaart maken met het IZA, en dat is een stimulans en helpt om de obstakels die er zijn bij financiering van zorg en gegevensuitwisseling binnen netwerken te verwijderen.’


‘De pandemie bewijst de noodzaak van regionale samenwerking’

Eric Kroon
Lid raad van bestuur, Deventer Ziekenhuis

‘De enorme druk op de zorg bij de uitbraak van COVID vroeg om improvisatie, korte afstemming van zorgpartners en vooral veel van veerkracht medewerkers. Toch heb ik nooit het gevoel gehad dat we het niet zouden redden met elkaar, zeker door de regionale samenwerking die tijdens de pandemie echt zijn meerwaarde liet zien.

We zullen de zorg in Nederland nu ook echt anders moeten organiseren, meer moeten innoveren en intensiever inzetten op preventie. Als ziekenhuisbestuurder zie ik wat we nu al vragen van onze professionals en duidelijk is dat dat niet oneindig kan doorgaan. Dat is het eerlijke verhaal, dus die bal moeten we gewoon oppakken met z’n allen. 

Tijdens de pandemie is acute zorg en oncologische zorg gewoon doorgegaan. Dat is een knappe prestatie. We hadden in onze regio capaciteitsmanagement goed in de steigers staan, het was eerder een best practice binnen de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. Daardoor konden we snel via een regionaal transferpunt informatie delen en patiënten plaatsen waar nodig. Die goede organisatie is dus wel essentieel. Ook leidde de pandemie tot een snelle evaluatie: welke zorg is nu wel zinvol en welke niet?

Voor wat betreft de inzet van videoconsulten zien we in Deventer dat deze iets zijn toegenomen. Tegelijk blijft persoonlijk contact wel belangrijk. Zeker in de regio waar we actief zijn. Daar willen patiënten toch vaker dan gemiddeld gewoon een dokter zien denk ik. Ook hebben we het zo ingericht dat het geen prikkel is in het honorarium van de arts. De tijd voor een videoconsult is gelijk aan een gewoon consult. Wel kunnen we met videoconsulten besparen op ruimte. 

Al met al heb ik gezien dat we met samenwerking veel kunnen bereiken, maar tegelijk moeten we ons beseffen dat dat hard nodig blijft in de toekomst.’ 


‘Dat regelen we wel’

Ineke Middelveldt
Themamanager waardegedreven zorg en netwerkfinanciering, UMCG en Citrienfonds

 ‘Tijdens de pandemie was ik betrokken bij het regelen van onderlinge capaciteit voor oncologie in regio Noord. Dat had natuurlijk prioriteit, en was ondanks de omstandigheden ook een hele interessante tijd. Onder druk van de pandemie kwamen waardevolle vragen naar boven, bijvoorbeeld over de frequentie van polibezoeken. Uiteindelijk leidde alles tot de vraag: hoe kunnen we de zorg onder capaciteitsdruk anders inrichten? Die vraag is vandaag nog steeds actueel. 
De omstandigheden maakten ons bovendien veel flexibeler. Schotten die er waren vanwege regelgeving, ICT en financiering werden makkelijker doorbroken. Vanuit de urgentie zeiden we tegen elkaar: de juiste afhandeling hiervan, dat regelen we wel. Onder druk bleek dat we elkaar konden vertrouwen. De voorwaarden daarvoor werden ook snel gecreëerd. Door landelijke coördinatie was er transparantie in onderlinge capaciteit, en sturing en regie snel opgetuigd. 
Ook nu staat de oncologie voor grote uitdagingen, en we dreigen toch weer in de oude situatie terecht te komen. De taskforce oncologie is bijvoorbeeld heel belangrijk, maar welk mandaat heeft het? Onder druk wordt alles vloeibaar, en ik hoop dat we de druk en urgentie ook nu voelen.’


‘Honderdduizenden consulten van patiënten met onbegrepen klachten tijdens COVID niet door gegaan’

Prof. dr. Niek de Wit
Hoogleraar huisartsgeneeskunde, Julius Centrum

'Aan het begin van de COVID-pandemie werden we geconfronteerd met grote veranderingen. Ineens moesten huisartsen werken met beschermende kleding, waar ook nog eens een tekort van dreigde. Huisartsenpraktijken spraken bandjes in, om te voorkomen dat alle hoestende mensen naar de praktijk kwamen. Dat alles heeft er toe geleid dat mensen minder snel bij de dokter kwamen. Uiteindelijk hebben we wel een half miljoen consulten gemist, ook van mensen met wat we ‘ onbegrepen klachten’ noemen,  klachten waar we niet meteen verklaring voor hebben. Bij een klein deel zijn die klachten misschien toch een eerste uiting van kanker. En als je niet naar de huisarts gaat komt dat pas later aan het licht. Gelukkig laten de cijfers nu zien dat de impact daarvan wel meevalt. Maar bij een eventuele volgende pandemie moeten we nog duidelijker maken dat de huisarts er altijd is  voor mensen met klachten. Meer publiekscampagnes: als de klachten ernstig zijn, trek dan aan de bel, wacht niet. Daarnaast is het belangrijk dat de screeningsprogramma’s zoveel mogelijk door blijven gaan, omdat we daarmee de vroegopsporing van kanker daadwerkelijk kunnen verbeteren 

Een pandemie als deze wijst ons ook op het belang van het overeind houden van voldoende diagnostische capaciteit voor het opsporen van kanker, zoals bijvoorbeeld endoscopie en beeldvorming. En crisissituaties laten ook  het belang zien van advanced care planning, het gesprek waarin arts en patiënt afwegen  wat er nog wel en wat er niet meer moet , bijvoorbeeld in de palliatieve fase of bij een dreigende IC opname. In het algemeen zijn professionals uit   eerste en tweede lijn tijdens de COVID pandemie veel  beter gaan samenwerken. Juist onder druk van de pandemie ontstond er ruimte voor gezamenlijke actie, onconventionele plannen en bijzondere initiatieven. Zo zijn er huisartsen geweest die hotels wilden gaan afhuren om met COVID besmette patiënten onder te brengen. Dat soort dingen konden allemaal, maar dat elan zijn we helaas ook snel weer kwijtgeraakt.’ 


‘De pandemie heeft ons veel gebracht als het gaat om rapid learning’

Prof. dr. Thijs Merkx
Voorzitter raad van bestuur IKNL

‘Vanuit cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie zagen we dat het aantal diagnoses snel afnam, en we vonden het noodzakelijk snel die cijfers openbaar te maken. Veel media besteedden daar aandacht aan. Zo stond ik ook EenVandaag te woord. In dat interview heb ik stevige dingen gezegd. Bijvoorbeeld dat, als je kijkt naar hoeveel mensen per jaar aan kanker overlijden, de afname in kankerdiagnoses impliciet een impact kan hebben op de overlevingscijfers. En zo kan leiden tot meer doden. Dat scenario lijkt, met de kennis van nu, gelukkig tot nu toe niet uitgekomen. Maar het was wel nodig om met cijfers te komen. Om mensen bewust te maken naar de huisarts te gaan en om beleidsmakers te wijzen op het effect van het stopzetten van de screeningsprogramma’s. 

Onder druk van de pandemie stonden we voor lastige keuzes. En de hiermee verbonden beslissingen kun je alleen nemen als je ervoor zorgt dat de feiten goed op tafel liggen. Voor ons als IKNL was dat een mooie kans en uitdaging. Waar we normaal, vanuit epidemiologisch perspectief, cijfers over een langere termijn analyseren was er nu de vraag naar adequate up-to-date data. In de loop van de eerste maanden van de pandemie gaven we samen met DHD en PALGA op tweewekelijks niveau de incidentie weer binnen de monitor oncologische zorg. Op het gebied van ‘radid learning’ heeft de pandemie ons dus veel gebracht, ook in samenwerking met andere partijen. Dat helpt ons nu en in de toekomst. Als we bijvoorbeeld kijken naar het Integraal Zorgakkoord en het Signalement Passende Zorg voor Mensen met Kanker, is er een toenemende behoefte aan meer actuele data en stuurinformatie.’