De Nederlandse Kankerregistratie op European Hematology Association Congress

Op het European Hematology Association (EHA) Congress afgelopen juni kwamen verschillende studies met data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) voorbij. Frederik Meeuwes (UMCG) presenteerde over de incidentie, behandeling en overleving bij borstimplantaatgeassocieerd anaplastisch grootcellig lymfoom. Isabelle van Zeventer (UMCG) presenteerde een studie naar klonale hematopoëse en de relatie met het ontwikkelen van hematologische maligniteiten. Francien Huisman (UMCG) presenteerde over de incidentie, behandeling en overleving bij het syndroom van Richter.

En dr. Avinash Dinmohamed (IKNL) presenteerde een studie waaruit blijkt dat de levensverwachting van patiënten met hairy-cell-leukemie de levensverwachting van de algemene bevolking benadert.

Borstimplantaatgeassocieerd anaplastisch grootcellig lymfoom in Nederland

Borstimplantaatgeassocieerd anaplastisch grootcellig lymfoom (BIA-ALCL) is een zeer zeldzaam T-cellymfoom dat ontstaat in het seromavocht of het pericapsulaire fibrotische weefsel om een borstimplantaat. Tot en met 2020 waren wereldwijd 733 unieke gevallen van BIA-ALCL bekend. De studie van Meeuwes (UMCG) en collega’s van diverse (academische) ziekenhuizen en IKNL onderzochten de incidentie, behandeling en overleven van alle BIA-ALCL-patiënten in Nederland. De onderzoekers selecteerden alle patiënten met BIA-ALCL vanaf 1997, met follow-up tot 2021. Tussen 1997 en 2020 kregen 42 personen de diagnose BIA-ALCL, waarvan 24 diagnoses in de periode 2018-2020 gesteld werden. De mediane leeftijd was 51 jaar. De meeste patiënten (n = 32) kregen de diagnose in stadium I.

14 patiënten (31%) hadden eerder borstkanker gehad. Patiënten werden met name behandeld met chirurgie (55%) of chemotherapie (14%), maar er is veel variatie in behandeling. De overleving van patiënten met BIA-ALCL is zeer gunstig, met een 3-jaarsoverleving van 98%. Meeuwes en collega’s stellen dat groeiend bewustzijn over BIA-ALCL waarschijnlijk geleid heeft tot de scherpe toename in diagnoses vanaf 2018. Ook noemen de onderzoekers de noodzaak voor uniformiteit in behandelingen, want alleen zo kunnen verschillende strategieën geëvalueerd worden. Lees de volledige abstract van Meeuwes en collega’s.

Klonale hematopoëse en myeloïde en lymfatische maligniteiten

Klonale hematopoëse (de aanwezigheid van een kloon bloedcellen met verworven mutaties) verhoogt het risico op een hematologische maligniteit; de prevalentie neemt toe met de leeftijd. Er is veel variatie in het aantal bloedcellen dat afkomstig is van dezelfde gemuteerde kloon, ook wel kloongrootte, maar dit aantal is relatief klein in gezonde individuen. Van Zeventer (UMCG) en collega’s deden onderzoek naar de evolutie van klonale hematopoëse en de fitness van bepaalde mutaties. Daarbij gebruikten de onderzoekers sequentie-samples van een subpopulatie in het Lifelines-cohort (n = 3359, allen ouder dan 60 jaar) en linkten ze het cohort aan de NKR om de incidentie van myeloïde en lymfatische kankers in het cohort te achterhalen.

Van Zeventer en collega’s zagen dat de kloongrootte per jaar toenam in het cohort. De onderzoekers vonden geen bewijs van traditionele risicofactoren voor kanker, zoals leeftijd of rookgedrag, om verschillen in de groei van klonen te verklaren. Een andere belangrijke bevinding, aldus Van Zeventer en collega’s, is dat de meeste personen in het cohort geen myeloïde maligniteit ontwikkelde, ondanks de aanwezigheid van klonale hematopoëse. Lees het volledige abstract van Van Zeventer en collega's.

Incidentie, behandeling en uitkomsten van patiënten met syndroom van Richter

Huisman en collega’s van verschillende academische centra onderzochten de incidentie, behandeling en uitkomsten van patiënten met het syndroom van Richter (RS), een agressieve transformatie van chronische lymfatische leukemie (CLL) naar een diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) of hodgkinlymfoom. Patiënten met RS-DLBCL hebben een gemiddelde totale overleving van 6 tot 12 maanden, waarbij RS-DLBCL-patiënten die eerder behandeld zijn voor CLL een slechtere overleving hebben. Huisman en collega’s onderzochten specifiek patiënten met RS-DLBCL gediagnosticeerd tussen 2014 en 2020 (n = 110). De mediane leeftijd was 72 jaar, 61% was man.

De meeste patiënten werden gediagnosticeerd met de ziekte in stadium III of IV. Het grootste deel van de patiënten kregen een behandeling met rituximabgebaseerde chemotherapie. Patiënten die binnen drie maanden na hun CLL-diagnose de diagnose RS kregen hadden de beste respons, ten opzichte van patiënten die RS kregen na behandeling voor CLL en patiënten die niet behandeld waren voor hun CLL voordat ze RS kregen. De 3-jaarsoverleving voor patiënten die binnen 3 maanden na de CLL-diagnose RS kregen was 64%, die van patiënten met RS onbehandeld voor CLL 53% en die van patiënten met RS wel behandeld voor CLL slechts 5%. Huisman en collega’s stellen daarom dat het belangrijk is om nieuwe behandelstrategieën te ontwikkelen die speciaal gericht zijn op patiënten met RS die eerder behandeld zijn voor CLL. Lees het hele abstract van Huisman en collega’s.

Figuur: Huisman et al., 2022, overleving van patiënten met RS binnen drie maanden na CLL-diagnose (concurrent RS), patiënten met RS niet behandeld voor CLL (untreated RS) en patiënten met RS wel behandeld voor CLL (treated RS)

Levensverwachting van patiënten met hairy-cell-leukemie

Dr. Avinash Dinmohamed en collega’s van Erasmus MC, UMC Utrecht, Amsterdam UMC en IKNL onderzochten de trends in levensverwachting van patiënten met hairy-cell-leukemie (HCL). Aangezien de overleving van patiënten met HCL gemiddeld gezien erg gunstig is (met een relatieve 10-jaarsoverleving van tussen de 97% en 83% afhankelijk van leeftijd), zeggen overlevingspercentages op een bepaald punt niet zoveel meer over de overleving van patiënten op de lange termijn. Inschattingen van levensverwachting op basis van het aantal te verwachte verloren levensjaren ten opzichte van de algemene bevolking kunnen dan informatiever zijn.

Dinmohamed en collega’s zagen dat de levensverwachting van patiënten met HCL langzaam toenaam tussen 1989 en 2019, onafhankelijk van geslacht. Hierbij noemen ze in het bijzonder het feit dat patiënten die in 1990 gediagnosticeerd werden, al relatief weinig levensjaren verloren: 1,7 tot 3,9 jaar afhankelijk van leeftijd en geslacht. Dit hangt samen met de introductie van purinenucleoside-analogen in behandeling. In 2019 was het te verwachten verlies aan levensjaren voor patiënten met HCL 0,8 tot 1,9 jaar. Het aantal te verwachten verloren levensjaren nam af onder alle leeftijdsgroepen, maar was het grootst voor jongere patiënten. Lees de volledige abstract van Dinmohamed en collega’s.

Figuur: Dinmohamed et al., 2022, de levensverwachting van patiënten met HCL en de algemene Nederlandse bevolking, gestratificeerd naar leeftijd, geslacht en jaar van diagnose.

Meer informatie

Neem contact op met Avinash Dinmohamed, senior onderzoeker