Alvleesklierkanker en diëtetiek: Starten vanaf diagnose
Ondervoeding is bij alvleesklierkanker een veelvoorkomend probleem, 80% van de patiënten is bij diagnose reeds ondervoed. Dit probleem is aanwezig bij zowel patiënten die nog geopereerd kunnen worden als in de palliatieve fase.
Door: Marjan Mullers, diëtist Maastricht UMC+, Charlotte van den Bosch, diëtist Amsterdam UMC
Ondervoeding wordt veroorzaakt door cachexie, onvoldoende inname van voeding en problemen met de opname van voedingsstoffen. Onvoldoende voedingsinname is het gevolg van vermoeidheid, gebrek aan eetlust, snelle verzadiging, smaak- en reukveranderingen, (buik)pijn, misselijkheid en braken. Onvoldoende (vet)opname ontstaat door onvoldoende aanmaak van verteringsenzymen door de alvleesklier en afsluiting van de galweg.
Ondervoeding is een risicofactor voor het ontstaan van complicaties na de operatie. Om die reden is er steeds meer aandacht voor het verbeteren van de algehele conditie voorafgaand aan de behandeling (prehabilitatie).
Na een operatie kan tijdelijk sondevoeding nodig zijn. Een vertraagde maagontlediging is de meest voorkomende complicatie na een alvleesklieroperatie. Daarnaast kunnen ook complicaties zoals een te snelle maaglediging (dumpingklachten) of een beschadiging van de lymfevaten (chyluslekkage) optreden. Begeleiding van een diëtist is ook hierbij gewenst.
Het is van belang om vanaf diagnose aandacht te hebben voor het tijdig starten van medicatie (pancreasenzymsuppletie) voor de behandeling van een verminderd functioneren van de alvleesklier en hiermee gewichts- en spiermassaverlies te voorkomen. Het is aan te bevelen bij de advisering van patiënten over het gebruik en de dosering van pancreasenzymen een diëtist in te schakelen. Bij onvoldoende effect kan de diëtist de behandeling met pancreasenzymen bijstellen.
Ook in de palliatieve fase kan voeding belangrijk zijn. De dieetbehandeling is dan gericht op het verminderen van voedingsgerelateerde klachten en een juiste dosering van pancreasenzymsuppletie met als doel een zo goed mogelijke kwaliteit van leven. Het handhaven van de voedingstoestand blijkt niet bewezen zinvol en heeft hierbij geen prioriteit.
Diëtist vanaf diagnose
Uit recent Nederlands onderzoek (Latenstein et al, 2020) blijkt dat slechts 56% van alle patiënten met alvleesklierkanker naar een diëtist verwezen wordt. Wanneer sprake is van een slechte voedingstoestand, heeft dit een grote impact op de kwaliteit van leven. Het kan leiden tot verminderde overleving, een verminderde weerstand, een vertraagde wondgenezing en een langzamer herstel. Het tijdig bepalen van de voedingstoestand is dus belangrijk. Daarom wordt aanbevolen direct vanaf diagnose een diëtist te betrekken voor het bewaken van de voedingstoestand.
Referenties
Federatie van Medisch Specialisten. Pancreascarcinoom: Landelijke richtlijn, Utrecht; 2019. Raadpleegbaar via: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/pancreascarcinoom/startpagina.html
Latenstein AEJ, Dijksterhuis WPM, Mackay TM, Beijer S, Eijck van CHJ, Hingh de IHJT et al. Cachexia, dietetic consultation, and survival in patients with pancreatic and periampullary cancer: A multicenter cohort study of the Dutch Pancreatic Cancer Group. Cancer Medicine. 2020;9:9385–9395.
Alvleesklierkanker in Nederland, kleine stappen vooruit
Deze tekst is gemaakt voor het rapport 'Alvleesklierkanker in Nederland, kleine stappen vooruit'. Het volledige rapport kunt u hier terugvinden.