jonge vrouw

Normale levensverwachting vanaf twee jaar na diagnose Burkittlymfoom

Twee jaar na de diagnose Burkittlymfoom had driekwart van de volwassenen van 18 tot 59 jaar een normale levensverwachting. Dat blijkt uit onderzoek van promovendus en internist-hematoloog Djamilla Issa (Amsterdam UMC en Jeroen Bosch Ziekenhuis) en senioronderzoeker Avinash Dinmohamed (IKNL) en collega’s dat onlangs in het tijdschrift Blood verscheen.

De onderzoekers wilden onder andere weten hoe het medicijn rituximab de overleving beïnvloedde. Dat medicijn remt de overmatige activiteit van B-lymfocyten (witte bloedcellen) die kenmerkend is voor een Burkittlymfoom. Rituximab werd in 2003 geïntroduceerd voor de behandeling van patiënten met agressieve vormen van lymfeklierkanker, waaronder Burkittlymfoom. Vanaf 2009 behoorde rituximab met chemotherapie tot de standaardbehandeling (chemo-immunotherapie).

Meerjarige overleving

De onderzoekers includeerden via de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) 990 volwassenen bij wie de diagnose Burkittlymfoom werd gesteld tussen 1989 en 2018. In de eerste twee jaar na de diagnose was het overlijdensrisico het hoogst, maar de verschillen tussen jonge en oudere patiënten waren groot. Zo stierf tussen 2009-2018 ongeveer een kwart van de 18- tot 59-jarigen in de eerste twee jaar, terwijl ongeveer de helft van de 60-plussers en zo’n driekwart van de 75-plussers in de eerste jaren stierf. Daarna bleven de overlevingskansen redelijk stabiel. Ongeveer driekwart van de 18- tot 59-jarigen die na de eerste twee jaar nog in leven was, had een levensverwachting die overeenkomt met die van een vergelijkbaar persoon uit de algemene bevolking – onder andere op basis van leeftijd en geslacht. Voor de 60- en 75-plussers had, respectievelijk, de helft tot een derde een normale levensverwachting.  

Chemo-immunotherapie

Voor alle leeftijdsgroepen namen de één- en vijfjaarsoverleving toe in de periode 2009-2018 vergeleken met de periode 1989-2002, maar voor 75-plussers was de toename in éénjaarsoverleving met zo’n 10% het kleinst. Deze oudste groep kreeg vaker chemo-immunotherapie via een minder intensief schema in vergelijking met de andere leeftijdscategorieën, vooral de 18- tot 39-jarigen.

Dinmohamed vindt de resultaten over het algemeen bemoedigend. ‘Er is in de afgelopen dertig jaar veel vooruitgang geboekt. We kunnen nu concluderen dat de chemo-immunotherapie zinvol is, vooral voor jonge patiënten. Dat is een belangrijke bevinding, want de behandeling van een Burkittlymfoom is heel zwaar. Anderzijds is de sterfte in de eerste twee jaar na diagnose nog altijd het hoogst. Het zou interessant zijn om de studie over een aantal jaar te herhalen om te zien of de overleving binnen de eerste twee jaar na de diagnose verbetert met de komst van nieuwe en minder toxische behandelingen die momenteel klinisch onderzocht worden.’

Representatieve studiepopulatie

De onderzoekers publiceerden hun onderzoek in reactie op een vergelijkbaar onderzoek dat eerder in Blood verscheen. Uit dat Amerikaanse onderzoek bleek eveneens dat rituximab de overlevingskansen sterk had verbeterd. ‘Ons onderzoek bevestigt de uitkomsten uit het Amerikaanse onderzoek, maar dat is minder representatief. In de Amerikaanse studie benaderden ze ziekenhuizen die meededen aan een multicenterstudie. Vooral academische ziekenhuizen reageerden op die oproep en het aandeel oudere patiënten was relatief laag. Dat is eigenlijk een geselecteerde populatie. In de NKR daarentegen staan alle patiënten met een Burkittlymfoom in Nederland; ook bijvoorbeeld de patiënten die niet in academische ziekenhuizen zijn behandeld.’  

Bron

Issa D, Seefat RL, Visser O, et al. Primary therapy and survival in patients with Burkitt lymphoma in the Netherlands: a population-based study, 1989-2018. Blood. 2021 Jan 14:blood.2020009552.

Evens AM, Danilov A, Jagadeesh D, et al. Burkitt lymphoma in the modern era: real-world outcomes and prognostication across 30 US cancer centers. Blood. 2021 Jan 21;137(3):374-386.

Gerelateerd nieuws

Overlevingsverschillen tussen jong-volwassenen en kinderen bij non-hodgkinlymfoom

Non-hodgkinlymfoon

Jongvolwassenen (AYA’s) met non-hodgkinlymfoom hebben slechtere overlevingskansen dan kinderen met dezelfde ziekte, blijkt uit Amerikaanse studies. Is in Nederland ook sprake van zo'n overlevingsverschil? Dat onderzochten Maya Schulpen (Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie) en collega’s van o.a. HOVON en IKNL op basis van cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Zij gaven specifieke aandacht aan de meest voorkomende subtypen: diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL), Burkittlymfoom (BL), T-lymfoblastair lymfoom (T-LBL) en anaplastisch grootcellig lymfoom (ALCL). Uit de studie blijkt dat in Nederland AYA’s met T-LBL en BL slechtere overlevingskansen hebben dan kinderen, maar dat er geen verschil is voor DLBCL.

lees verder

HAPPY: pilot revalidatieprogramma na stamceltherapie bij hematologische maligniteit

revalidatieprogramma HAPPY

Stamceltherapie heeft een grote impact op het fysieke en psychosociale welzijn van patiënten met een hematologische maligniteit, ook op de lange termijn. Daarom ontwikkelden Astrid Lindman (Aarhus University, Denemarken) en collega’s van Aarhus en IKNL het programma ‘HAPPY’: een revalidatieprogramma gericht op het verbeteren van het fysieke en mentale welzijn van patiënten met een hematologische maligniteit die myeloablatieve allogene stamceltherapie ondergingen. Lindman en collega’s onderzochten in een pilot de impact van HAPPY op kwaliteit van leven en fysiek welzijn van deelnemers, de ervaringen van deelnemers en de haalbaarheid van het programma.

lees verder