Meer aandacht voor buikvliesuitzaaiingen bij longkanker is hard nodig

Twee procent van bijna 65 duizend patiënten had al buikvliesuitzaaiingen toen de longkankerdiagnose werd gesteld. Dat blijkt uit onderzoek van arts-onderzoeker Robin Lurvink en chirurg prof. Ignace de Hingh (Catharina Ziekenhuis en IKNL) en collega’s dat onlangs in het wetenschappelijke tijdschrift Clinical & Experimental Metastasis verscheen.

De helft van de patiënten heeft bij het horen van de diagnose longkanker al uitzaaiingen naar andere delen van het lichaam, bijvoorbeeld naar het buikvlies (peritoneum). Over deze peritoneale uitzaaiingen is weinig bekend. Maar met de komst van een effectieve behandeling voor buikvliesuitzaaiingen door darm- of eierstokkanker, neemt volgens de onderzoekers ook de belangstelling voor buikvliesuitzaaiingen in het algemeen toe. Daarom zochten ze in de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) uit hoe vaak deze uitzaaiingen voorkomen.

Meer aandacht voor buikvliesuitzaaiingen

In totaal had twee procent van de bijna 65 duizend onderzochte patiënten al uitzaaiingen naar het buikvlies ten tijde van de longkankerdiagnose. Dit percentage is hoger dan gedacht, maar onderschat waarschijnlijk nog altijd het daadwerkelijke aantal buikvliesuitzaaiingen bij longkankerpatiënten. ‘Bij longkanker wordt meestal niet uitgebreid gezocht naar buikvliesuitzaaiingen omdat er nog geen behandeling voor bestaat en de levensverwachting erg kort is’, zegt Lurvink.

Toch neemt de bekendheid voor buikvliesuitzaaiingen door longkanker bij artsen en onderzoekers de laatste jaren wel toe, meent ze: ‘Er zijn preciezere CT-scans beschikbaar en er is meer kennis over buikvliesuitzaaiingen waardoor radiologen die nu sneller herkennen’. Die ontwikkeling zagen de onderzoekers terug in de cijfers. Het aantal nieuw vastgestelde buikvliesuitzaaiingen ten tijde van de longkankerdiagnose verdubbelde in 10 jaar: van 0,8 (2008) naar 1,8 per 100.000 inwoners per jaar (2018).

Dat neemt volgens prof. Ignace de Hingh niet weg dat er nog meer aandacht voor buikvliesuitzaaiingen moet komen. ‘Elke tumor kan naar het buikvlies uitzaaien: darm, eierstokken, maag, alvleesklier of longen. Nu worden alle buikvliesuitzaaiingen van verschillende primaire tumoren nog apart onderzocht waardoor de aantallen soms klein zijn, maar alle buikvliesuitzaaiingen bij elkaar gaat het om een grote groep van patiënten.’

Alle buikvliesuitzaaiingen bij elkaar gaat het om een grote groep van patiënten.

Korte overleving

De Hingh hoopt dat al die aandacht op den duur ook tot een effectieve behandeling zal leiden, want voor longkankerpatiënten met buikvliesuitzaaiingen is die er momenteel niet. ‘De levensverwachting van de patiënten uit ons onderzoek was twee-en-een-halve maand. Die mensen krijgen te horen dat ze longkanker hebben en ruim twee maanden later zijn ze overleden.’ Daarmee doelt hij op de groep van patiënten met buikvliesuitzaaiingen én uitzaaiingen naar andere delen van het lichaam. Patiënten met geïsoleerde buikvliesuitzaaiingen – overigens een minderheid – hadden met een mediane overleving van 5,6 maanden een iets langere levensverwachting. Een opvallend verschil, vinden de onderzoekers, dat zich niet laat verklaren door een andere behandelstrategie. ‘Die kwamen grofweg overeen tussen beide groepen. Het verschil zit ‘m waarschijnlijk in de uitgebreidheid van de ziekte,’ licht Lurvink desgevraagd toe.

Behandeling nog niet in zicht

Voor buikvliesuitzaaiingen door darm- of eierstokkanker bestaat een behandeling: cytoreductieve chirurgie met of zonder hyperthermische intraperitoneale chemotherapie (HIPEC). Toch is het onwaarschijnlijk dat die behandeling ook voor longkankerpatiënten met buikvliesuitzaaiingen een optie zal zijn, zegt Lurvink. ‘Het is een forse operatie waar alleen een specifieke groep van patiënten met darm- of eierstokkanker voor in aanmerking komt: heel fit, weinig buikvliesuitzaaiingen en geen of amper uitzaaiingen elders in het lichaam. Van de twee procent longkankerpatiënten uit ons onderzoek had de meerderheid al buikvliesuitzaaiingen én uitzaaiingen elders.’

Om een effectieve behandeling voor deze patiënten te ontwikkelen is volgens De Hingh meer kennis nodig over de buikvliesuitzaaiingen. ‘We weten eigenlijk amper iets over buikvliesuitzaaiingen. Waarom zaaien tumoren uit naar het buikvlies? Zijn dat bepaalde subtypen met bijzondere eigenschappen? Het buikvlies is een vijandige omgeving voor uitzaaiingen om in te overleven; hoe kunnen sommige daar dan toch overleven? Als we dat beter begrijpen, dan kan er mogelijk een chemotherapie of andere behandeling ontwikkeld worden die wel werkt bij deze patiënten.’

Toch zijn beiden wel hoopvol: ‘ik zie wel enkele interessante initiatieven op dit gebied,’ zegt De Hingh, ‘het onderwerp komt steeds meer op het vizier van onderzoekers.’ Dat beaamt Lurvink: in Utrecht is bijvoorbeeld de onderzoeksgroep van prof. Kranenburg bezig met het kweken van buikvliesuitzaaiingen in het lab via organoïden, een soort mini-tumoren. Daarmee kunnen we in de toekomst mogelijk buikvliesuitzaaiingen van een patiënt in het lab kweken om te testen welke chemotherapieën effectief zijn bij deze patiënt.’

Publicatie

Lurvink RJ, Rijken A, Bakkers C, Aarts MJ, Kunst PWA, van de Borne BE, van Erning FN, de Hingh IHJT. Synchronous peritoneal metastases from lung cancer: incidence, associated factors, treatment and survival: a Dutch population-based study. Clin Exp Metastasis. 2021 Jun;38(3):295-303.

Gerelateerd nieuws

Snellere start behandeling hangt niet samen met betere overleving bij niet-kleincellige longkanker

vrouw in gesprek met arts

Over het algemeen wordt gedacht dat het goed is om zo snel als kan te starten met de behandeling van patiënten met niet-kleincellige longkanker (NSCLC). In een recente Nederlandse studie werd echter geen bewijs gevonden voor een gunstig effect van snelle start bij niet-kleincellige longkanker stadium III en IV. Dat staat te lezen in het artikel over het onderzoek van Sosse Klarenbeek van RadboudUMC en collega’s, dat zij uitvoerden op basis van data uit de Nederlandse Kankerregistratie. 

lees verder

Duurdere tumorgroeiremmer slechts voor beperkte groep longkankerpatiënten beter

hand met pil en glas water

De voorkeursbehandeling bij patiënten met een zogenaamde EGFR-mutatie bij een vergevorderd (stadium IV) niet-kleincellige longkanker, bestaat uit doelgerichte behandeling met een tyrosinekinaseremmer. Dit type medicijn is bedoeld om de groei van de tumor te remmen. Met deze tabletten ervaren patiënten minder bijwerkingen en een langere overleving dan met chemotherapie1. De Flaura trial2 rapporteerde eerder dat een nieuwe variant van dit medicijn, osimertinib, beter zou werken dan de oude varianten gefitinib en erlotinib. Osimertinib is aanzienlijk duurder, wordt vanaf 2020 vergoed in Nederland en is tegenwoordig standaard behandeling3. In een recente Nederlandse studie op basis van data uit de NKR werden de resultaten van osimertinib vergeleken met de oudere en goedkopere middelen. Uit deze studie bleek, dat het duurdere osimertinib slechts voor een beperkte groep longkankerpatiënten beter werkt dan de standaard tumorgroeiremmers.  

lees verder