Trends in behandeling en overleving proximale slokdarmkanker in Nederland
De algehele overleving van patiënten met niet-gemetastaseerde proximale slokdarmkanker is in Nederland sinds 1989 significant verbeterd. Waarschijnlijk hangt dit samen met het frequenter aanbieden van chemoradiotherapie. Ondanks de toegenomen overleving is de absolute overleving van deze patiënten op lange termijn nog steeds slecht, zo blijkt uit onderzoek van Judith de Vos-Geelen, Maastricht UMC en Valery Lemmens van IKNL. Bij patiënten met gemetastaseerde ziekte was er weinig verbetering zichtbaar in de overleving tussen 1989 - 2014.
De proximale slokdarm is het eerste deel van de slokdarm tot 24 cm vanaf de tandenrij. De behandeling van patiënten met proximale slokdarmkanker, een uiterst zeldzame vorm van kanker, verschilt van tumoren in het midden of in de lagere delen van de slokdarm door nabijheid van vitale weefselstructuren.
Zeldzame ziekte
Niet-chirurgische behandelopties zoals radiotherapie en definitieve chemoradiatie zijn inmiddels geïmplementeerd in Nederland. Vanwege de zeldzame status van proximale slokdarmkanker is er weinig bekend over de trends rond (niet-)chirurgische behandeling en de impact daarvan op de algehele overleving van patiënten met deze ziekte. Om de behandelstrategieën en betrokkenheid van patiënten bij de besluitvorming te optimaliseren, is het daarom belangrijk om meer inzicht te krijgen in trends en algehele overleving door middel van population-based onderzoek.
Studieopzet en resultaten
De onderzoekers identificeerden voor deze studie alle patiënten die tussen 1989 en 2014 zijn gediagnosticeerd met proximale slokdarmkanker en opgenomen zijn in de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Met behulp van deze gegevens werden de trends geëvalueerd in radiotherapie, chemotherapie, chirurgie en algehele overleving en stratificatie-analyses uitgevoerd op basis van detectie van afstandsmetastasen. Ook voerden de onderzoekers multivariabele, proportionele Cox-regressieanalyses uit om de invloed van de periode van diagnose te evalueren op de algehele overleving gecorrigeerd voor specifieke patiënt-, tumor-, en behandelkarakteristieken.
In totaal werden 2.783 opgenomen in deze studie. Het aandeel radiotherapie, resecties en chemoradiatie bij patiënten zónder gemetastaseerde ziekte wijzigde van 53%, 23% en 1% tussen 1989-1994 naar respectievelijk 21%, 9% en 49% tussen 2010 en 2014. Bij patiënten met gemetastaseerde ziekte nam het gebruik van multimodale behandeling met chemotherapie en radiotherapie toe in de loop van de tijd.
Overleving
De mediane, algehele overleving van de totale studiepopulatie steeg van 7,3 maanden tussen 1989-1994 (95% betrouwbaarheidsinterval 6,4-8,1) naar 9,5 maanden tussen 2010-2014 (95% betrouwbaarheidsinterval 8,1-10,8). Bij patiënten zonder gemetastaseerde ziekte verbeterde de algehele 5-jaarsoverleving van 5% tussen 1989-1941 (95% betrouwbaarheidsinterval 3%-7%) naar 13% tussen 2010-2014 (95% betrouwbaarheidsinterval 9%-17%).
Multivariabele regressieanalyse toonde een significant effect aan van het geven van een behandeling op de overleving in de tijd. De mediane overleving van patiënten met gemetastaseerde ziekte nam toe van 3,8 maanden tussen 1989-1994 naar 5,1 maanden tussen 2010-2014 (logrank P = 0.26).
De geringere mediane overleving in deze studie ten opzichte van de SEER-studie van Grass et al. kan mogelijk deels worden verklaard door de inclusie van patiënten met een voorgeschiedenis van andere maligniteiten en opname van patiënten met een onbekende gemetastaseerde status in de groep met niet-gemetastaseerde status.
Conclusie en nabeschouwing
Judith de Vos-Geelen en collega’s concluderen dat de algehele overleving van patiënten met niet-gemetastaseerde proximale slokdarmkanker significant is verbeterd, waarschijnlijk samenhangend met de toegenomen inzet van chemoradiotherapie vanaf eind jaren ‘90. Dat laat onverlet dat de absolute overleving van deze patiënten en de uitkomsten op lange termijn nog steeds slecht zijn. De patronen bij patiënten met gemetastaseerde ziekte veranderden niet significant tijdens de studieperiode.
In de nabeschouwing merken de onderzoekers op dat het aandeel patiënten dat géén oncologische behandeling kreeg opmerkelijk hoog bleef gedurende de onderzoeksperiode. Zo ontving één op vijf patiënten met proximale slokdarmkanker zónder metastasen en één op vier patiënten mét metastasen geen behandeling. Niet uitgesloten is dat dit samenhangt met de matige performance status van deze patiënten. Aangezien proximale slokdarmkanker een extreem zeldzame ziekte is, is ontwikkeling van hoogvolumecentra een uitdaging. Hierbij wordt verwezen naar de toegenomen overleving van patiënten met resectabele slokdarmkanker sinds de centralisatie van chirurgische zorg.
Een opvallende bevinding in deze studie is dat de onderzoekers een vergelijkbare algehele overleving signaleren bij patiënten na chirurgie in vergelijking met definitieve chemoradiotherapie. Deze bevinding suggereert dat verbeteringen in niet-chirurgische behandeling een substantieel effect hebben op de waargenomen overlevingstoename. Doch, het is niet uitgesloten dat deze overlevingstoename ook een gevolg kan zijn van betere behandeling van niet-kankergerelateerde aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten.
-
de Vos-Geelen J, Geurts SM, van Putten M, Valkenburg-van Iersel LB, Grabsch HI, Haj Mohammad N, Hoebers FJ, Hoge CV, Jeene PM, de Jong EJ, van Laarhoven HW, Rozema T, Slingerland M, Tjan-Heijnen VC, Nieuwenhuijzen GA, Lemmens VE. ‘Trends in treatment and overall survival among patients with proximal esophageal cancer.’ World J Gastroenterol. 2019 Dec 21;25(47).
-
Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl